ECLI:NL:CRVB:2009:BK6469

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/5823 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv om zijn WAO-uitkering in te trekken ongegrond heeft verklaard. De intrekking vond plaats op basis van een beoordeling van de arbeidsongeschiktheid, waarbij het Uwv concludeerde dat de mate van arbeidsongeschiktheid per 16 maart 2007 minder dan 15% was. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen ernstiger zijn dan door de verzekeringsarts is vastgesteld en heeft rapporten van zijn huisarts en een anesthesioloog ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt.

De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reden is om de bevindingen van de verzekeringsartsen te betwisten. De Raad heeft vastgesteld dat appellant door zowel de verzekeringsarts als de bezwaarverzekeringsarts is gezien en dat de medische informatie uit de behandelende sector adequaat is meegewogen in de beoordeling. De Raad heeft ook de arbeidsdeskundige grondslag van het bestreden besluit bevestigd, waarbij is vastgesteld dat appellant met zijn MTS-diploma voldoet aan de diploma-eisen voor de geduide functies. De Raad heeft geoordeeld dat de functie van loketbediende geen bijzondere eisen stelt aan de taalbeheersing, en dat appellant in staat is deze functie te vervullen.

De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 11 december 2009.

Uitspraak

08/5823 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 26 augustus 2008, 07/5601 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 11 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.A. Willemsen-de Vries, advocaat te Alphen aan den Rijn, hoger beroep ingesteld.
Bij schrijven van 18 november 2008 heeft mr. B.F. Desloover, advocaat te Rotterdam, zich als nieuwe gemachtigde van appellant gesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K.M. Schuijt.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 17 januari 2007 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65-80% per 16 maart 2007 ingetrokken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid per die datum minder dan 15% bedraagt.
1.2. Het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 25 juni 2007 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 25 juni 2007 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit rust op een juiste medische en arbeidskundige grondslag.
3. Appellant heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat zijn beperkingen ernstiger zijn dan de verzekeringsarts in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) heeft opgenomen. Hij heeft ter onderbouwing van zijn stelling rapporten van zijn huisarts F.K. Obaidy en de hem behandelend anesthesioloog-pijnspecialist R. Baron ingestuurd. Daarnaast heeft appellant aangevoerd dat hij niet beschikt over de diploma’s die voor de aan de schatting ten grondslag liggende functies vereist zijn. Voorts is voor de functie loketbediende een goede beheersing van de Nederlandse taal vereist. Appellant is van mening dat hij daar niet aan voldoet.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Met de rechtbank ziet de Raad geen reden om de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen met betrekking tot de klachten van appellant en de daaruit voortvloeiende beperkingen voor onjuist te houden. De Raad overweegt hiertoe dat appellant zowel door de verzekeringsarts als door de bezwaarverzekeringsarts is gezien en dat er informatie van de behandelende sector in het dossier aanwezig is welke bij het vaststellen van de FML afdoende is meegewogen. De medische stukken die in de hoger beroepsprocedure in geding zijn gebracht leiden niet tot een ander oordeel. De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapportages van 12 februari 2009 en 18 juni 2009 genoegzaam uiteengezet waarom die gegevens niet tot een aanscherping van de FML kunnen leiden. De Raad is dan ook van oordeel dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn belastbaarheid op de datum in geding, te weten 16 maart 2007, onjuist is vastgesteld.
4.3. De Raad kan zich ook verenigen met het oordeel van de rechtbank over de arbeidsdeskundige grondslag van het bestreden besluit. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn reacties van 20 januari 2009 en 5 maart 2009 op het hoger beroepschrift nogmaals uiteengezet waarom de geduide functies machinebediende inpak, conciërge en loketbediende passend zijn. Met betrekking tot de grief van appellant dat hij niet beschikt over de diploma’s die in de aan de schatting ten grondslag liggende functies vereist zijn, overweegt de Raad dat appellant met zijn MTS-diploma ruimschoots aan de diploma-eisen voldoet. Hij beschikt over een hoger niveau dan gevraagd wordt en daarnaast heeft appellant ruime ervaring in vergelijkbare werkzaamheden. De grief van appellant dat de functie loketbediende niet passend is omdat hij de Nederlandse taal niet goed beheerst, faalt eveneens. De functie stelt geen bijzondere eisen aan de taalbeheersing. Van appellant kan verwacht worden dat hij deze functie kan verrichten, mede daar hij reeds sedert 1988 in Nederland woont.
5. Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C.A. Wit.
TM