ECLI:NL:CRVB:2009:BK5646

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-1345 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van beroep inzake aanvraag woonvoorziening op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep van appellante tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert. Appellante, die lijdt aan meerdere aandoeningen die haar beperken in het traplopen, heeft op 21 november 2006 een aanvraag ingediend voor een woonvoorziening in de vorm van een toilet op de bovenverdieping van haar woning. Deze aanvraag werd door het College afgewezen, omdat appellante recentelijk was verhuisd naar een woning die niet geschikt was voor haar situatie, zonder dat daar een medische reden voor was.

De rechtbank Breda verklaarde het beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag niet-ontvankelijk, omdat appellante en haar echtgenoot in februari 2008 zouden verhuizen naar een andere gemeente, waardoor er geen procesbelang meer zou zijn bij de beoordeling van het besluit. Appellante stelde in hoger beroep dat zij kosten had gemaakt in de vorm van griffierechten en rechtshulp, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen op basis van de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard, omdat appellante geen procesbelang meer had. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

08/1345 WVG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 19 februari 2008, 07/3569 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert (hierna: College)
Datum uitspraak: 1 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. N.M.P. Steijnen, advocaat te Zeist, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2009. Voor appellante is verschenen mr. Steijnen. Het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante is bekend met meerdere aandoeningen waardoor zij onder meer beperkt is in het traplopen. Op 8 augustus 2006 is zij met haar echtgenoot verhuisd van een gelijkvloerse HAT-woning aan het adres [adress A] te [plaatsnaam] naar een eengezinswoning aan het adres [adress B] te [plaatsnaam].
1.2. In verband met haar beperkingen heeft appellante op 21 november 2006 bij het College in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten (hierna: Wvg) een aanvraag om een woonvoorziening in de vorm van een toilet op de bovenverdieping en wandsteunen ingediend. Bij besluit van 20 december 2006 heeft het College deze aanvraag afgewezen, onder meer op de grond dat appellante onlangs is verhuisd van een voor haar geschikte woning naar een ongeschikte woning zonder dat deze verhuizing een medische reden had.
1.3. Bij besluit van 3 juli 2007 heeft het College het tegen het besluit van 20 december 2006 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 3 juli 2007 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat, nu appellante en haar echtgenoot in februari 2008 gaan verhuizen naar de gemeente [woonplaats], voor appellante geen sprake meer is van een procesbelang bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van 3 juli 2007. Het alsnog toekennen van de gevraagde, in natura te verstrekken, voorzieningen heeft volgens de rechtbank voor appellante geen feitelijke betekenis in verband met haar verhuizing naar een woning buiten de gemeente Zundert. Voor zover de gemachtigde van appellante bedoeld heeft te stellen dat schade is geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming heeft de rechtbank geoordeeld dat een dergelijke stelling niet op voorhand onaannemelijk mag zijn. Nu op geen enkele wijze nader is onderbouwd dat er kosten zijn gemaakt, is volgens de rechtbank niet aan voormeld vereiste voldaan.
3. Namens appellante is in hoger beroep aangevoerd dat kosten zijn gemaakt in de vorm van griffierechten en dat in bezwaar en in beroep kosten zijn gemaakt in verband met het verlenen van rechtshulp. Appellante heeft deze kosten ook ter zitting van de rechtbank vermeld. Voormelde kosten komen in principe voor verhaal op de gemeente Zundert in aanmerking, indien inhoudelijk positief over het bij de rechtbank ingestelde beroep zou worden geoordeeld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Centraal staat de vraag of het beroep van appellante tegen het besluit van 3 juli 2007 bij de aangevallen uitspraak terecht niet-ontvankelijk is verklaard wegens het ontbreken van een procesbelang.
4.2. Niet in geschil is dat appellante zich op 11 februari 2008 uit de gemeente Zundert heeft laten uitschrijven in verband met een verhuizing naar de gemeente [woonplaats]. Dit betekent dat het alsnog toekennen van de gevraagde, in natura te verstrekken, voorziening in de vorm van een toilet op de bovenverdieping van de woning in de gemeente Zundert voor appellante geen feitelijke betekenis meer heeft. Hierdoor is het belang van appellante bij een beoordeling van het besluit van 3 juli 2007 in beginsel komen te vervallen. Niettemin kan nog steeds sprake zijn van een actueel procesbelang, indien door appellante gesteld wordt dat zij schade heeft geleden door de bestuurlijke besluitvorming en zij een uitspraak wenst met het oog op een eventuele vordering tot schadevergoeding. Zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld is daarvoor wel vereist dat de stelling dat schade is geleden als gevolg van het besluit van 3 juli 2007 niet op voorhand onaannemelijk is. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat niet aan dit vereiste is voldaan. Niet gesteld noch gebleken is dat appellante op eigen kosten de gevraagde woonvoorziening in de woning aan het adres [adress B] te [plaatsnaam] heeft aangebracht.
4.3. Voor zover appellante heeft betoogd dat zij schade heeft geleden in de vorm van proceskosten en griffierecht overweegt de Raad dat deze kosten niet op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voor vergoeding in aanmerking komen nu de artikelen 8:74 en 8:75 van de Awb op die kosten van toepassing zijn.
4.4. Voor zover appellante heeft aangevoerd dat sprake is van een procesbelang vanwege de mogelijkheid dat de gemeente Zundert na een inhoudelijke beoordeling veroordeeld wordt tot vergoeding van de proceskosten overweegt de Raad dat appellante hieraan geen belang kan ontlenen. Immers, een vernietiging van het besluit van 3 juli 2007 is voor het kunnen verkrijgen van die vergoeding geen wettelijke vereiste. Evenmin is een procesbelang gelegen in het verkrijgen van vergoeding van het griffierecht. De Raad verwijst in dat verband naar zijn uitspraak van 4 februari 1997 (LJN ZB6628).
4.5. Het onder 4.2 tot en met 4.4 overwogene betekent dat de rechtbank het beroep tegen het besluit van 3 juli 2007 terecht wegens het ontbreken van procesbelang niet ontvankelijk heeft verklaard. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
4.6. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema in tegenwoordigheid van B.E. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2009.
(get.) H.C.P. Venema.
(get.) B.E. Giesen.
RB