ECLI:NL:CRVB:2009:BK5638

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-620 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van Wajong-uitkering en ingangsdatum bij verlate aanvraag

In deze zaak gaat het om de herziening van de Wajong-uitkering van appellante, die een aangeboren hersenafwijking heeft en ernstige locomotore afwijkingen vertoont. Appellante heeft op 18 juli 2007 een verzoek ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar Wajong-uitkering te verhogen tot 85% of 100% van de grondslag, in verband met haar hulpbehoevendheid. Het Uwv heeft de uitkering met terugwerkende kracht verhoogd tot 100% van de grondslag, maar heeft de ingangsdatum van de verhoging vastgesteld op één jaar voor de datum van de aanvraag, met de reden dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden.

De rechtbank Arnhem heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Tijdens de zitting op 20 oktober 2009 is appellante verschenen, bijgestaan door een medewerker van Ambulante Woonbegeleiding, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.C. Hofmans.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat het Uwv niet verplicht is om belanghebbenden te informeren over de mogelijkheid om een verhoging van de Wajong-uitkering aan te vragen. De Raad heeft vastgesteld dat de onbekendheid van appellante met deze mogelijkheid geen bijzondere omstandigheid oplevert die zou leiden tot een eerdere ingangsdatum van de verhoging. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat het hoger beroep van appellante niet kon slagen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

09/620 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 12 december 2008, 08/1373 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 1 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door A. Walgemoet, werkzaam bij Ambulante Woonbegeleiding. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.C. Hofmans, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante is bekend met een aangeboren hersenafwijking waardoor zij ernstige locomotore afwijkingen heeft. Zij ontvangt een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (hierna: Wajong), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en 70% van de grondslag.
1.2. Op 18 juli 2007 heeft appellante het Uwv schriftelijk verzocht om haar Wajong-uitkering te verhogen tot 85% of 100% van de grondslag in verband met haar hulpbehoevendheid. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het Uwv, na onderzoek, bij besluit van 14 november 2007 de Wajong-uitkering van appellante met ingang van 18 juli 2006 verhoogd tot 100% van de grondslag. Voorts heeft het Uwv overwogen dat in het geval van appellante geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die er toe leidt om de verhoging eerder te laten ingaan dan één jaar voor de datum van de aanvraag.
1.3. Bij besluit van 4 februari 2008 heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 14 november 2007, voor zover daarbij de ingangsdatum is gesteld op 18 juli 2006, ongegrond verklaard. Het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat de verhoging niet eerder in kan gaan dan een jaar voor de dag waarop de aanvraag tot herziening is ingediend. Slechts indien sprake is van een bijzonder geval kan de verhoging ingaan op een datum gelegen voor één jaar voor de dag waarop om verhoging is verzocht. Onbekendheid met wet- en regelgeving, waarop appellante zich heeft beroepen, levert volgens het Uwv geen bijzonder geval op. Appellante is na haar verhuizing uit Het Dorp, waar alles voor haar werd geregeld, begeleid door Ambulante Woonbegeleiding. Volgens het Uwv had een begeleider voor appellante een aanvraag kunnen indienen indien zij hier door omstandigheden niet zelf toe in staat was.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 4 februari 2008 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Wajong gaat de herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering in op de dag, waarop de jonggehandicapte op grond van deze wet voor een hogere of lagere uitkering in aanmerking komt.
4.2. Artikel 31, tweede lid, van de Wajong, voor zover van belang, bepaalt dat met betrekking tot de herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, die een verhoging van die uitkering tot gevolg heeft, artikel 29, tweede lid, van overeenkomstige toepassing is.
4.3. In artikel 29, tweede lid, van de Wajong is bepaald dat de uitkering niet vroeger kan ingaan dan een jaar voor de dag, waarop de aanvraag om toekenning dan wel voortzetting van de uitkering werd ingediend. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan voor bijzondere gevallen van de eerste zin afwijken.
4.4. Het geschil is beperkt tot de vraag of in het geval van appellante sprake is van een bijzonder geval die het Uwv er toe had moeten brengen appellante met ingang van een eerdere datum dan één jaar voor de datum van haar aanvraag een verhoging op haar Wajong-uitkering toe te kennen.
4.5. Ingevolge vaste rechtspraak van de Raad kan van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Wajong slechts sprake zijn, indien de aanvrager ingeval van een verlate aanvraag redelijkerwijs kan worden geacht niet in verzuim te zijn. Onbekendheid met het bestaan van de mogelijkheid van het aanvragen van een verhoging kan naar vaste rechtspraak geen bijzonder geval opleveren.
4.6. Blijkens de gedingstukken en het verhandelde ter zitting houdt de verlate aanvraag van appellante om haar in aanmerking te brengen voor een verhoging van haar Wajong-uitkering tot 85 of 100% van de grondslag verband met onbekendheid van de mogelijkheid om deze verhoging aan te vragen. Gelet op het onder 4.5 overwogene levert deze onbekendheid geen bijzonder geval als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Wajong op. De gestelde omstandigheden dat appellante destijds nooit door het Uwv is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verhoging van de grondslag van haar uitkering aan te vragen op het moment dat appellante uit Het Dorp is verhuisd, en dat zij nooit een folder van het Uwv heeft ontvangen waarin melding is gemaakt van deze mogelijkheid doen hier niet aan af. Hiertoe overweegt de Raad dat het Uwv op grond van de toepasselijke wet- en regelgeving niet verplicht is belanghebbenden hierover te informeren.
4.7. Uit het 4.6 overwogene vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4.8. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van B.E. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2009.
(get.) H.C.P. Venema.
(get.) B.E. Giesen.
RB