ECLI:NL:CRVB:2009:BK5220
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van besluit tot gedeeltelijke WAO-uitkering zonder nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 9 februari 2009 geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bevoegd was om het verzoek van appellant om terug te komen van een eerder besluit af te wijzen. Dit eerdere besluit betrof de toekenning van een gedeeltelijke WAO-uitkering aan appellant, die was vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45% per 22 augustus 2003.
Appellant stelde dat er nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herbeoordeling van zijn situatie rechtvaardigden. Hij verwees naar medische gegevens en rapportages van zijn psychotherapeut en verzekeringsgeneeskundige, die volgens hem aantoonden dat zijn beperkingen onjuist waren vastgesteld. De rechtbank oordeelde echter dat de door appellant overgelegde stukken geen relevante nieuwe informatie bevatten, aangezien deze gegevens al bekend waren bij het Uwv ten tijde van het eerdere besluit.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank. De Raad stelde vast dat de medische gegevens waarop appellant zich beriep, reeds voor het eerdere besluit bekend waren en dat een andere weging van deze feiten geen nieuw feit of omstandigheid in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vormde. De Raad concludeerde dat het Uwv in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken om het verzoek van appellant af te wijzen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen termen gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan appellant.