ECLI:NL:CRVB:2009:BK4997

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2949 VALYS
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van hoog persoonlijk kilometerbudget op basis van medische gronden

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een hoog persoonlijk kilometerbudget (pkb) door Argonaut Advies B.V. Appellante, die halfzijdig verlamd is en rolstoelafhankelijk, had op 15 maart 2007 een aanvraag ingediend, omdat zij volgens haar medische situatie niet in staat was om met de trein te reizen. De huisarts had een verklaring afgegeven waarin de beperkingen van appellante werden beschreven, maar Argonaut weigerde de aanvraag op 13 augustus 2007, omdat er geen medische gronden waren vastgesteld die het reizen per trein onmogelijk maakten. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 14 november 2007, heeft appellante beroep aangetekend bij de rechtbank Utrecht, die de uitspraak van Argonaut bevestigde.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat Argonaut onvoldoende medisch onderzoek heeft verricht en dat er wel degelijk medische redenen zijn die haar verhinderen om met de trein te reizen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat Argonaut op basis van de beschikbare medische gegevens een voldoende duidelijk beeld kon vormen over de beperkingen van appellante. De Raad benadrukte dat het Protocol inzake de afhandeling van indicatieaanvragen voor hoog pkb de richtlijnen biedt voor de beoordeling van aanvragen en dat Argonaut niet verplicht is om altijd een lichamelijk onderzoek uit te voeren, mits er voldoende informatie beschikbaar is.

De Raad concludeert dat er geen bewijs is van chronische medische beperkingen die het reizen per trein onmogelijk maken. De afwijzing van de aanvraag door Argonaut wordt daarom bevestigd, en de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de aanvraag ongegrond was. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing en er zijn geen proceskosten toegewezen.

Uitspraak

08/2949 VALYS
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 17 april 2008, 07/3534 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
Argonaut Advies B.V. (hierna: Argonaut)
Datum uitspraak: 1 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.A. van Ham, advocaat te Veenendaal, hoger beroep ingesteld.
Namens Argonaut heeft mr. J.P. Matze, advocaat te ’s-Gravenhage, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2009. Voor appellante is verschenen mr. Van Ham. Argonaut heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.R.D. Koster-Filemieg, werkzaam bij USG Juristen, en S. Heemstra, arts bij Argonaut.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante is halfzijdig verlamd en is rolstoelafhankelijk. Daarnaast is zij bekend met een interne aandoening. Op 15 maart 2007 heeft appellante bij Argonaut een hoog persoonlijk kilometerbudget (hierna: pkb) aangevraagd als bedoeld in het Protocol inzake de afhandeling van indicatieaanvragen hoog pkb bovenregionaal Vervoer Gehandicapten van 1 mei 2006 (hierna: Protocol). Volgens appellante is zij als gevolg van haar beperkingen niet in staat om met de trein reizen. Desgevraagd heeft appellante hierbij een verklaring van haar huisarts van 30 maart 2007 overgelegd, waarin is verklaard dat appellante bekend is met een halfzijdige verlamming na een doorgemaakt CVA in 1987 en dat appellante met hulp alleen nog een stafunctie heeft na een heupfractuur in 2001.
1.2. Bij besluit van 13 augustus 2007 is de aanvraag van 15 maart 2007 afgewezen op de grond dat geen medische gronden zijn vastgesteld waardoor reizen per trein niet mogelijk is.
1.3. Bij besluit van 14 november 2007 heeft Argonaut het tegen het besluit van 13 augustus 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Er zijn volgens Argonaut geen medische en/of ergonomische redenen aanwezig om van het eerdere oordeel af te wijken. Appellante heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die afwijking van de criteria in het Protocol, dat per 1 oktober 2007 is gewijzigd, rechtvaardigen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 14 november 2007 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep onder meer aangevoerd dat zij blijkens de gegevens van de huisarts lijdt aan diabetes mellitus en aan bronchitis en dat appellante in 2004 een longontsteking heeft gehad. Dit had voor Argonaut aanleiding moeten zijn om nadere medische informatie bij de huisarts op te vragen. Voorts is het volgens appellante de taak van Argonaut om een volledig medisch onderzoek uit te voeren. Dit is nagelaten. Indien Argonaut dit wel had gedaan, dan zou tijdens dat onderzoek zijn vastgesteld dat appellante in verhoogde mate vatbaar is voor infecties.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt voorop dat de in het Protocol van 1 mei 2006 neergelegde - en door de Staatssecretaris goedgekeurde - toekenningscriteria, welke min of meer gelijk gebleven zijn in het per 1 oktober 2007 gewijzigde Protocol, het door Argonaut bij de indicatiestelling toe te passen beleidskader vormen. Op grond van dit Protocol komen voor een hoog pkb alleen die gehandicapten in aanmerking, die daarvoor zijn geïndiceerd. Een indicatie voor een hoog pkb wordt alleen gegeven aan gehandicapten die wegens ergonomische belemmeringen, dan wel chronische medische beperkingen, niet met de trein kunnen reizen (en die zelf geen alternatief voor taxivervoer hebben). Van ergonomische belemmeringen is sprake als de gehandicapte gebruik moet maken van een scootmobiel of een rolstoel waarvan gewicht en/of maatvoering in combinatie met de betrokken aanvrager zodanig is, dat deze de grenzen van de mogelijkheid van assistentieverlening door NS Reizigers overschrijdt. Van chronische medische beperkingen is sprake als door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard, vanuit strikt medische optiek, de betrokkene niet in staat is om met de trein te reizen. In het Protocol is voorts opgenomen dat bij de indicatiestelling geen rekening wordt gehouden met omgevingsgebonden factoren, zoals de bereikbaarheid en toegankelijkheid van stations en perrons en de mogelijkheid van assistentieverlening door NS Reizigers.
4.2. Zoals de Raad in zijn uitspraak van 24 juni 2009 (LJN BJ3026) heeft overwogen vloeit uit het Protocol voort dat Argonaut onder meer dient te beoordelen of sprake is van chronische medische beperkingen die de aanvrager verhinderen gebruik te maken van de trein. Ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient Argonaut de daarvoor benodigde gegevens te vergaren. Artikel 4:2, tweede lid, van de Awb brengt mee dat zij daarvoor, binnen redelijke grenzen, een beroep kan doen op de aanvrager. Noch het Protocol noch enige rechtsregel of enig algemeen rechtsbeginsel brengt mee dat deze beoordeling uitsluitend mag geschieden nadat de keuringsarts lichamelijk onderzoek heeft verricht. Indien Argonaut naar aanleiding van de aanvraag van de betrokkene op basis van de aanwezige medische gegevens zich een voldoende duidelijk beeld kan vormen over de beperkingen ten aanzien van het reizen per trein, kan - zonder dat dit leidt tot de conclusie dat sprake is van strijd met artikel 3:2 van de Awb - worden afgezien van een lichamelijk onderzoek.
4.3. De Raad is op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van een situatie waarbij door Argonaut kon worden afgezien van een lichamelijk onderzoek. Het standpunt dat bij appellante sprake is van longklachten en van infectiegevaar, wat volgens appellante naar voren zou zijn gekomen als Argonaut nader onderzoek had verricht, leidt niet tot een ander oordeel. Hiertoe overweegt de Raad dat de huisarts van appellante in haar verklaring van 30 maart 2007 niet heeft aangegeven dat appellante - ook - bekend is met longklachten. Gelet op de door de huisarts gegeven informatie bestond er naar het oordeel van de Raad voor Argonaut geen aanleiding om nader (lichamelijk) onderzoek te verrichten. Het in hoger beroep overgelegde journaal van de huisarts, waarin onder meer is vermeld dat appellante in 2004 wegens een longontsteking in het ziekenhuis is opgenomen en dat zij nadien een aantal keren bronchitis heeft gehad doet hier niet aan af. Appellante heeft geen recente medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij een longaandoening heeft en dat bij haar om die reden sprake is van infectiegevaar.
4.4. Nu ook overigens niet is gebleken van persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard waardoor appellante vanuit strikt medische optiek geheel niet in staat is om met de trein te reizen, is de Raad van oordeel dat Argonaut de onderhavige aanvraag om een hoog pkb terecht heeft afgewezen.
4.5. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
4.6. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema in tegenwoordigheid van B.E. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2009.
(get.) H.C.P. Venema.
(get.) B.E. Giesen.