ECLI:NL:CRVB:2009:BK4503
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- A.A.H. Schifferstein
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde ZW-uitkering met loonheffing
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen op basis van de Ziektewet (ZW). De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de appellant, die in beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, zijn standpunt niet kon onderbouwen. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 29 maart 2007, waarin de terugvordering van een onverschuldigd betaalde uitkering over de periode van 19 oktober 2005 tot en met 8 januari 2006 was verhoogd met loonheffing. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit bleven in stand, omdat het bestreden besluit inhoudelijk juist was.
Tijdens de zitting op 14 oktober 2009 heeft de Raad de argumenten van de appellant en het Uwv gehoord. De appellant stelde dat er geen duidelijke specificatie van de terugvordering was, maar het Uwv heeft dit betwist. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk kon maken dat de berekening van de terugvordering niet correct was. De Raad heeft ook opgemerkt dat de terugvordering in het kader van de Werkloosheidswet (WW) geen rol speelde in deze zaak, omdat het om andere besluiten ging.
De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak, voor zover deze was aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt. Er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.