ECLI:NL:CRVB:2009:BK4503

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-2209 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van onverschuldigd betaalde ZW-uitkering met loonheffing

In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen op basis van de Ziektewet (ZW). De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de appellant, die in beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, zijn standpunt niet kon onderbouwen. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 29 maart 2007, waarin de terugvordering van een onverschuldigd betaalde uitkering over de periode van 19 oktober 2005 tot en met 8 januari 2006 was verhoogd met loonheffing. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit bleven in stand, omdat het bestreden besluit inhoudelijk juist was.

Tijdens de zitting op 14 oktober 2009 heeft de Raad de argumenten van de appellant en het Uwv gehoord. De appellant stelde dat er geen duidelijke specificatie van de terugvordering was, maar het Uwv heeft dit betwist. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk kon maken dat de berekening van de terugvordering niet correct was. De Raad heeft ook opgemerkt dat de terugvordering in het kader van de Werkloosheidswet (WW) geen rol speelde in deze zaak, omdat het om andere besluiten ging.

De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak, voor zover deze was aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt. Er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

09/2209 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 5 maart 2009, 07/3302 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 25 november 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en op verzoek van de Raad nadere stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn [vader]. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van Nederveen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij zijn oordeelsvorming gaat de Raad uit van de feiten die in de aangevallen uitspraak zijn vermeld en door partijen niet zijn betwist. De Raad volstaat met het volgende.
1.2. Bij besluit van 29 maart 2007, hierna: bestreden besluit, heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 1 januari 2007, waarbij de terugvordering van de over de periode van 19 oktober 2005 tot en met 8 januari 2006 onverschuldigd betaalde uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) is verhoogd met de loonheffing, ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, omdat in de bezwaarprocedure niet op de juiste wijze aandacht was besteed aan de totstandkoming van het exacte bruto-terugvorderingsbedrag. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit zijn in stand gelaten, omdat het bestreden besluit inhoudelijk juist was.
3. Appellant heeft in hoger beroep, kort weergegeven, aangevoerd dat er nog steeds geen duidelijke specificatie is van de terugvordering. Het Uwv heeft dit bestreden.
4.1. De Raad overweegt, mede gelet op de beschikbare gegevens, met name ook de brief van het Uwv aan de rechtbank van 29 augustus 2008, dat niet aannemelijk is dat de berekening van de terugvordering in het kader van de ZW niet correct is. Ter zitting van de Raad is van de zijde van het Uwv nogmaals een toelichting gegeven op de samenstelling van de terugvordering. Desgevraagd ter zitting heeft (de vader van) appellant ook niet concreet kunnen aangeven waarom de berekening van de terugvordering door het Uwv niet juist zou zijn. Ten aanzien van de stelling van appellant dat een door hem gedane terugbetaling van € 847,94 van onverschuldigd betaalde uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) niet in deze berekening is betrokken, sluit de Raad zich aan bij het oordeel van de rechtbank in de aangevallen uitspraak. De terugvordering in het kader van de WW en de terugbetaling daarvan zien op andere besluiten dan hier in geding en kunnen derhalve geen rol kan spelen. In hetgeen overigens van de zijde van appellant naar voren is gebracht ziet de Raad geen aanknopingspunten voor een ander oordeel.
4.2. Het hiervoor overwogene leidt de Raad tot de slotsom dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en A.A.H. Schifferstein en P.J. Jansen als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 november 2009.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) J.M. Tason Avila.
TM