ECLI:NL:CRVB:2009:BK4500

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1865 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid van functies voor appellante

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De intrekking vond plaats op 10 december 2006, nadat het Uwv had vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante minder dan 15% was. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Breda bevestigde in haar uitspraak van 16 maart 2009 dat het bestreden besluit terecht was genomen, waarop appellante in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 14 oktober 2009 werd appellante bijgestaan door haar advocaat, mr. R. Küçükünal. Het Uwv werd vertegenwoordigd door J.B. Snoek. Appellante betoogde dat de door het Uwv geselecteerde functies ongeschikt waren voor haar, met name vanwege de belasting op hand- en vingergebruik. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de functies geschikt waren voor appellante. De Raad baseerde zich op de rapportage van de arbeidsdeskundige, waarin werd toegelicht dat de belasting in de functies, ondanks signaleringen, de belastbaarheid van appellante zoals vastgelegd in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) niet overschreed.

De Raad concludeerde dat appellante, ondanks haar bezwaren, in staat was om de geselecteerde functies uit te oefenen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. De beslissing werd openbaar gemaakt op 25 november 2009.

Uitspraak

09/1865 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 16 maart 2009, 07/1426 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 25 november 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R. Küçükünal, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Küçükünal. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.B. Snoek.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 9 oktober 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die voorheen werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 10 december 2006 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 8 februari 2007 (het bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat de door het Uwv geselecteerde functies, die ten grondslag ligt aan de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid, ongeschikt zijn voor haar. Daarbij heeft appellante met name gewezen op de belasting in die functies ten aanzien van hand- en vingergebruik en toetsenbord bedienen.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Ter zitting heeft appellante gesteld dat zij berust in het oordeel van de rechtbank over de medische grondslag van het bestreden besluit. Dat betekent dat alleen nog in geschil is de vraag of de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante.
4.2. De Raad volgt de rechtbank in het oordeel dat genoemde functies geschikt moeten worden geacht voor appellante. In de rapportage van de arbeidsdeskundige van 21 september 2006 en de daarbij behorende notities functiebelasting is voldoende gemotiveerd waarom de belasting in die functies, ondanks voorkomende signaleringen, de belastbaarheid van appellante neergelegd in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 29 juni 2006 niet overschrijdt. Voor zover appellante stelt dat in de functies haar belastbaarheid ten aanzien van hand- en vingergebruik wordt overschreden, ziet zij eraan voorbij dat zij blijkens de FML in dat verband alleen beperkt wordt geacht in snelheid, en overigens in staat wordt geacht tot vier uur toetsenbordgebruik, zij het niet aaneen en met voldoende rustpauzes. In genoemde rapportage van de arbeidsdeskundige en de notities functiebelasting is inzichtelijk toegelicht dat de functies aan deze voorwaarden voldoen, nu daarin geen snelle bewegingen voorkomen en het toetsenbordgebruik beperkt blijft tot één minuut achtereen en in totaal maximaal twee uur per dag. Die toelichting vindt ook steun in de beschrijving van de functies in de formulieren Resultaat functiebeoordeling.
5. De Raad komt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Er is geen aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en A.A.H. Schifferstein en P.J. Jansen als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 november 2009.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) J.M. Tason Avila.
TM