ECLI:NL:CRVB:2009:BK4500
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- A.A.H. Schifferstein
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid van functies voor appellante
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De intrekking vond plaats op 10 december 2006, nadat het Uwv had vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante minder dan 15% was. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Breda bevestigde in haar uitspraak van 16 maart 2009 dat het bestreden besluit terecht was genomen, waarop appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 14 oktober 2009 werd appellante bijgestaan door haar advocaat, mr. R. Küçükünal. Het Uwv werd vertegenwoordigd door J.B. Snoek. Appellante betoogde dat de door het Uwv geselecteerde functies ongeschikt waren voor haar, met name vanwege de belasting op hand- en vingergebruik. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de functies geschikt waren voor appellante. De Raad baseerde zich op de rapportage van de arbeidsdeskundige, waarin werd toegelicht dat de belasting in de functies, ondanks signaleringen, de belastbaarheid van appellante zoals vastgelegd in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) niet overschreed.
De Raad concludeerde dat appellante, ondanks haar bezwaren, in staat was om de geselecteerde functies uit te oefenen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. De beslissing werd openbaar gemaakt op 25 november 2009.