ECLI:NL:CRVB:2009:BK3010

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/1495 WWB + 08/1496 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende uitkering op basis van de Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep op 2 november 2009 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R. van Asperen, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank had op 26 februari 2008 uitspraak gedaan in de zaken 07/2391 en 07/4508, waarbij verzoeker niet in het gelijk was gesteld. Verzoeker vroeg de Raad om een voorlopige voorziening, omdat het bestuursorgaan, de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda, niet tijdig had gereageerd op zijn verzoek om uitkering op basis van de Wet werk en bijstand.

Tijdens de procedure heeft de Commissie op 3 oktober 2008 aan de Raad medegedeeld dat zij had besloten om verzoeker en zijn echtgenote met terugwerkende kracht vanaf 3 mei 2006 een uitkering te verlenen. Dit besluit werd op 24 december 2008 aan de Raad toegestuurd. Verzoeker trok daarop zijn verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg wel om veroordeling van de Commissie in de proceskosten en teruggave van het griffierecht.

De voorzieningenrechter overwoog dat, aangezien de Commissie aan verzoeker was tegemoetgekomen, er aanleiding was om de Commissie te veroordelen in de proceskosten. De kosten voor de verleende rechtsbijstand werden vastgesteld op € 644,-. Daarnaast werd bepaald dat het griffierecht van € 107,- door de griffier van de Raad zou worden terugbetaald aan verzoeker. De uitspraak werd openbaar gedaan op 2 november 2009.

Uitspraak

08/1495 WWB
08/1496 WWB
Centrale Raad van Beroep
U I T S P R A A K
van
DE VOORZIENINGENRECHTER VAN DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP
Inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 26 februari 2008, 07/2391 en 07/4508 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda (hierna: Commissie)
Datum uitspraak: 2 november 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft mr. R. van Asperen, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak welke procedure bij de Raad geregistreerd staat onder nummers 08/1493 en 08/1494. Daarbij heeft hij tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) welke procedure bij de Raad geregistreerd staat onder nummers 08/1495 en 08/1496.
De Commissie heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting van de voorzieningenrechter van de Raad heeft plaatsgevonden op 23 april 2008, waar verzoeker en de Commissie zich hebben laten vertegenwoordigen door hun respectieve gemachtigden.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek heropend teneinde de Commissie een nadere vraagstelling voor te leggen.
Bij brief van 3 oktober 2008 heeft de Commissie aan de Raad medegedeeld dat is besloten om verzoeker en zijn echtgenote alsnog met ingang van 3 mei 2006 een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand te verlenen, te berekenen naar de norm voor gehuwden. Op 24 december 2008 heeft de Commissie de Raad het besluit dienaangaande doen toekomen.
Bij brief van 29 december 2008 heeft mr. Van Asperen het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen ingetrokken, onder gelijktijdig verzoek om - op grond van artikel 8:75a van de Awb - de Commissie te veroordelen in de proceskosten van verzoeker en tot teruggave van de griffierechten.
De Commissie heeft medegedeeld geen gebruik te maken van de mogelijkheid een verweerschrift in te dienen inzake het verzoek om veroordeling in de proceskosten.
Met toestemming van partijen heeft de voorzieningenrechter vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 8:84, vierde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat de Commissie met zijn besluit van 24 december 2008 aan de indiener van het verzoek om een voorlopige voorziening is tegemoetgekomen, zodat derhalve aanleiding bestaat de Commissie te veroordelen in de kosten voor het indienen van het verzoekschrift. Deze kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand. Het griffierecht zal ingevolge artikel 8:82, derde lid, van de Awb door de griffier van de Raad worden terugbetaald.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt de Commissie in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 644,--, te betalen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het namens verzoeker betaalde griffierecht van € 107,- door de griffier van de Raad wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 november 2009.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) W. Altenaar.
mm