ECLI:NL:CRVB:2009:BK2551

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-1989 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift inzake termijnoverschrijding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de echtgenote van een overleden betrokkene tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het bezwaar van de betrokkene tegen een besluit van het Zorgkantoor niet ontvankelijk was, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 27 oktober 2009 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De echtgenote had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het Zorgkantoor, maar de Raad oordeelde dat de redenen die zij aanvoerde voor de termijnoverschrijding niet voldoende waren om deze als verschoonbaar te beschouwen. De Raad benadrukte dat het niet relevant was dat de partijen de termijnoverschrijding als verschoonbaar beschouwden. De Raad concludeerde dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Zorgkantoor de termijnoverschrijding niet als verschoonbaar kon aanmerken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

08/1989 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van
[Appellanten], laatstelijk wonende te [woonplaats], (hierna: appellanten)
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 3 maart 2008, 07/3779 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellanten
en
Zorgkantoor Zuidoost-Brabant, gevestigd te Tilburg, (hierna: Zorgkantoor)
Datum uitspraak: 27 oktober 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens wijlen [betrokkene] (hierna: betrokkene) heeft [naam echtgenote] - echtgenote van betrokkene - wonende te [woonplaats], hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2009. Appellanten hebben zich laten vertegenwoordigen door [naam echtgenote]. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Baytemir.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluiten van 26 mei 2005 en 21 juli 2005 heeft het Zorgkantoor op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene wet bijzondere ziektekosten (hierna: AWBZ) de budgetafrekening voor het persoonsgebonden budget (hierna: PGB) van betrokkene over de periode 1 mei 2004 tot en met 31 december 2004 respectievelijk de periode 1 januari 2005 tot en met
5 november 2005 vastgesteld.
1.2. Namens betrokkene heeft [naam echtgenote] bij brief van 20 augustus 2005 bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 26 mei 2005 en 21 juli 2005.
1.3.Bij besluit van 27 december 2006 heeft het Zorgkantoor het bezwaar tegen het
besluit van 21 juli 2005 ongegrond verklaard.
1.4.1. Bij uitspraak van 11 september 2007 (07/408) heeft de rechtbank vastgesteld dat beroep is ingesteld tegen het besluit op bezwaar van 27 december 2006 waarbij het bezwaar tegen het primaire besluit van 21 juli 2005 ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het besluit van 27 december 2006 gegrond verklaard, het besluit vernietigd en het primaire besluit van 21 juli 2005 herroepen.
1.4.2. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat tegen het primaire besluit van 26 mei 2005 bezwaar is gemaakt na het verstrijken van de bezwaartermijn en de vraag rijst of er sprake is geweest van verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De rechtbank heeft bepaald dat het Zorgkantoor in zijn besluit van 27 december 2006 ten onrechte niet heeft gerept over het bezwaar tegen het besluit van 26 mei 2005. Het Zorgkantoor dient volgens de rechtbank alsnog de verschoonbaarheid van de genoemde termijnoverschrijding te onderzoeken en daarover met voortvarendheid een besluit te nemen.
1.5. Ter uitvoering van de uitspraak heeft het Zorgkantoor bij schrijven van 1 oktober 2007 aan [naam echtgenote] gevraagd om de redenen voor de te late indiening van het bezwaarschrift.
1.6. Bij brief van 8 oktober 2007 heeft [naam echtgenote] - die al jaren niet meer met betrokkene samenwoonde - aangegeven dat betrokkene op 3 november 2004 zijn huis aan de [adres] te [plaatsnaam] heeft verlaten en is opgenomen in verpleeghuis [naam verpleeghuis] aan [straatnaam] te [plaatsnaam]. Ondanks dat zij deze adreswijziging had doorgegeven aan het Zorgkantoor, is het primaire besluit van 26 mei 2005 door het Zorgkantoor verzonden naar de [adres] te [plaatsnaam]. Uiteindelijk is het primaire besluit van 26 mei 2005 doorgezonden naar verpleeghuis [naam verpleeghuis]. [naam echtgenote] heeft eerst op 6 juli 2005 kennis genomen van het besluit van 26 mei 2005. Vervolgens heeft zij tevergeefs personen en instanties ingeschakeld die haar zouden kunnen adviseren.
2. Bij besluit van 19 oktober 2007 heeft het Zorgkantoor het bezwaar tegen het besluit van 26 mei 2005 ongegrond verklaard. Daarin is vermeld dat het bezwaarschrift na afloop van de bezwaartermijn is ontvangen, dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is omdat het besluit van 26 mei 2005 - ondanks dat een adreswijziging is doorgegeven aan het Zorgkantoor - ten onrechte naar het oude adres van betrokkene is verstuurd en dat het bezwaar ontvankelijk is.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 19 oktober 2007 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, het bezwaar tegen het primaire besluit van 26 mei 2005 alsnog niet ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft de rechtbank onder meer overwogen dat het bezwaarschrift niet binnen de in artikel 6:7 van de Awb genoemde termijn van zes weken is ingediend. De rechtbank heeft in de door [naam echtgenote] aangevoerde verklaring van de termijnoverschrijding, zoals veel tijd nodig hebben om de materie uit te zoeken en het tevergeefs benaderen van mensen die haar daarbij wilden helpen, geen reden gezien om met toepassing van artikel 6:11 van de Awb de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
3. Namens betrokkene heeft [naam echtgenote] zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Naast de in beroep aangedragen redenen voor de termijnoverschrijding is aangevoerd en dat zij niet bekend was met de mogelijkheid om op nader aan te voeren gronden bezwaar te maken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad merkt op dat de rechter ambtshalve dient te beoordelen of het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is. Daarbij wordt geen betekenis toegekend aan het gegeven dat partijen de termijnoverschrijding verschoonbaar achten.
4.2. Tussen partijen is niet in geschil en ook voor de Raad staat vast dat het bezwaarschrift tegen het besluit van 26 mei 2005 niet tijdig is ingediend.
4.3. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.3. Noch in hetgeen in beroep is aangevoerd noch in hetgeen in hoger beroep is aangevoerd ziet de Raad reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De grief van [naam echtgenote] die er op neerkomt dat zij niet op de hoogte was van de mogelijkheid tot het op nader aan te voeren gronden (pro forma) indienen van een bezwaarschrift slaagt naar het oordeel van de Raad niet. Haar betoog dat zij niet bekend was met de mogelijkheid een pro forma bezwaarschrift in te dienen, vormt niet voldoende grond voor het oordeel dat het Zorgkantoor redelijkerwijs niet heeft kunnen oordelen dat zij in verzuim is geweest. Deze onbekendheid komt voor haar risico. Het Zorgkantoor heeft er bij het besluit van 26 mei 2005 immers op gewezen dat een bezwaarschrift binnen zes weken na verzending van dat besluit moest worden ingediend. Indien [naam echtgenote] meende dat zij nog niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen, had het daarom op haar weg gelegen te informeren naar de voor haar openstaande mogelijkheden. In verband met het voorgaande is de rechtbank tot het juiste oordeel gekomen dat [naam echtgenote] het bezwaarschrift te laat heeft ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is te achten.
4.4. Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2009.
(get.) H.C.P. Venema.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
MM