[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 8 juli 2008, 06/1947 (hierna: aangevallen uitspraak),
ISD Bollenstreek, Intergemeentelijke Sociale Dienst, gevestigd te Lisse, (hierna: ISD)
Datum uitspraak: 27 oktober 2009
Namens appellante heeft M.J.G. Lammers, sociaal raadsvrouw bij het Adviespunt Handicap & Recht van de Algemene Nederlandse Gehandicapten Organisatie (hierna: Ango), hoger beroep ingesteld.
ISD heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft op verzoek van de Raad nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2009. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Blaauw, werkzaam bij de Ango. ISD heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. V. Djordjevic, werkzaam bij ISD.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. ISD heeft bij besluit van 10 februari 2005 op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten (hierna: WVG) aan appellante een elektrische step toegekend en de aan appellante toegekende tegemoetkoming in de kosten van vervoer per auto verlaagd met 30% naar een bedrag van € 883,40 per jaar.
1.2. Bij besluit van 2 februari 2006 heeft ISD het bezwaar van appellante tegen het besluit van 10 februari 2005 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 2 februari 2006 gegrond verklaard, het bestreden besluit van 2 februari 2006 vernietigd en ISD opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft geen grond gezien voor een veroordeling in de proceskosten omdat niet gebleken is van kosten die op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voor vergoeding in aanmerking komen.
3.1. Het hoger beroep van appellante richt zich uitsluitend tegen de weigering van de rechtbank om ISD te veroordelen in het vergoeden van de door appellante gemaakte proceskosten. Volgens appellante zijn er wel degelijk kosten in de zin van artikel 8:75 van de Awb gemaakt. Aangevoerd is dat de leden van de Ango contributie betalen, de rechtshulpverlening door de Ango gratis is en door de rechtbank toegekende proceskosten ten goede komen van het Adviespunt Handicap &Recht van de Ango. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante verwezen naar de uitspraak van de Raad van 25 april 2000, 97/11014 AAW.
3.2. Gedaagde heeft in hoger beroep betwist dat sprake is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Ingevolge artikel 8:75, eerste lid, van de Awb is de rechtbank bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs hebben moeten maken.
4.2. Op grond van artikel 1, aanhef en sub a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan uitsluitend een veroordeling in de proceskosten plaatsvinden indien sprake is van kosten door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Vereist is dat sprake is van kosten voor appellante voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
4.3. Uit de gedingstukken en de hierop ter zitting gegeven toelichting is de Raad genoegzaam gebleken dat het Adviespunt Handicap & Recht van de Ango, beroepsmatig rechtshulp verleend. Blijkens het Reglement Netwerk Handicap & Recht heeft genoemd netwerk zich tot doel gesteld het behartigen van individuele belangen van mensen met een functiebeperking, middels onder meer het verlenen van rechtshulp aan leden. Ter zitting van de Raad heeft mr. Djordjevic verklaard dat de Ango jaarlijks in ruim 3.000 gevallen rechtshulp aan leden verleent.
4.4. Voorts blijkt uit de door Ango in geding gebrachte stukken dat voor die rechtshulp enigerlei vergoeding in rekening wordt gebracht. Daarbij wijst de Raad er op dat leden van de Ango contributie betalen. Dat voor de verleende individuele rechtshulp aan leden (in beginsel) niet afzonderlijk daarvoor kosten in rekening worden gebracht doet aan het voorgaande niet af.
4.5. Het voorgaande betekent dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor vernietiging in aanmerking komt. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad ISD veroordelen in de kosten van de aan appellante in beroep verleende rechtsbijstand, te begroten op € 805,--.
4.6. Voorts ziet de Raad aanleiding ISD te veroordelen in de kosten van appellante in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand.
De Centrale Raad van Beroep;
Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
Veroordeelt ISD in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.449,--.
Bepaalt dat ISD het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht van € 107,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2009.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.