ECLI:NL:CRVB:2009:BK2093
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die lijdt aan de ziekte ME/CVS. Appellante was werkzaam als polikliniek assistente en viel op 20 mei 2005 uit met spanningsklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft een medisch en arbeidskundig onderzoek ingesteld en concludeerde dat appellante per 18 mei 2007 niet recht had op een WIA-uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond.
De rechtbank Alkmaar oordeelde dat de medische onderzoeken door het Uwv zorgvuldig waren uitgevoerd en dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling van appellante dat zij meer beperkingen had dan vastgesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 27 februari 2007. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Appellante ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar ziekte ME/CVS niet adequaat was meegenomen in de beoordeling van haar beperkingen. Ze verzocht de Raad om een deskundige in te schakelen die bekend is met ME/CVS. De Raad oordeelde echter dat de medische beoordeling door het Uwv op een deugdelijke grondslag berustte en dat er geen objectieve medische gegevens waren ingediend die de stelling van appellante ondersteunden. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat de subjectieve klachtenbeleving van appellante geen doorslaggevende betekenis had en dat er geen aanleiding was om een eigen deskundige in te schakelen.
Uiteindelijk oordeelde de Raad dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, voor zover deze was aangevochten. De uitspraak werd gedaan door T. Hoogenboom, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 4 november 2009.