[appellante], (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 26 augustus 2008, 07/4147 (hierna: aangevallen uitspraak)
Argonaut Advies B.V., (hierna: Argonaut)
Datum uitspraak: 21 oktober 2009
Namens appellante heeft mr. J.R. Ali, advocaat te ’s-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld.
Argonaut heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2009. Namens appellante zijn mr. Ali en [naam dochter appellante], de dochter van appellante, verschenen. Argonaut heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.R.D. Koster, werkzaam bij de USG Juristen, en drs. T. Schraven, verzekeringsarts bij Argonaut.
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante, geboren op 16 april 1929, is bekend met diabetes mellitus, heeft een slechte hartpomp en is afhankelijk van een rollator. Ten gevolge hiervan ondervindt zij beperkingen op het gebied van het vervoer buitenshuis.
1.2. Appellante heeft op 26 januari 2007 een aanvraag - in het kader van het landelijk vervoerssysteem Valys - ingediend voor een indicatie voor een hoog persoonlijk kilometerbudget (hierna: PKB).
1.3. Naar aanleiding van de aanvraag van appellante heeft R.P. Steijaart, ergonoom bij Argonaut, op 21 maart 2007 zijn onderzoeksbevindingen neergelegd in een rapportage indicatiestelling hoog PKB. In deze rapportage is aangegeven dat er weliswaar sprake is van chronisch toetsbare persoonsgebonden medische beperkingen, maar deze maken het reizen per trein niet onmogelijk. Ondanks de aandoeningen en beperkingen wordt van appellante verwacht dat zij in staat is om met begeleiding en al dan niet gebruikmakend van bijvoorbeeld een rolstoel op de perrons te verblijven, met hulp het treinportaal in geholpen te worden en daar te verblijven tijdens de reis. Medisch en ergonomisch gezien zijn er geen contra-indicaties voor vervoer per trein.
1.4. Bij besluit van 5 april 2007 heeft Argonaut de aanvraag van appellante op grond van het in 1.3 genoemde advies afgewezen.
1.5. Naar aanleiding van het bezwaar van appellante gericht tegen het besluit van 5 april 2007 heeft S. Heemstra, verzekeringsarts bij Argonaut, dossierstudie verricht en appellante gehoord. Zij heeft haar onderzoeksbevindingen neergelegd in het Advies Commissie voor bezwaarschriften indicatiestelling hoog PKB van 26 juli 2007.
In dit advies is aangegeven dat de medische aandoeningen van appellante het haar niet onmogelijk maken - onder begeleiding - in de trein te verblijven. Het vervoer naar de trein kan in combinatie met Valys en gebruikmakend van een (leen)rolstoel onder begeleiding plaatsvinden. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden.
1.6. Bij besluit van 20 augustus 2007 heeft Argonaut het bezwaar van appellante tegen het besluit van 5 april 2007 op grond van het in 1.5 genoemde advies ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen over het griffierecht en de proceskosten - het beroep tegen het besluit van 20 augustus 2007 gegrond verklaard en dat besluit, onder instandlating van de rechtsgevolgen, vernietigd. Hiertoe is onder meer met verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 31 maart 2006, LJN: AV8198, geoordeeld dat in hetgeen appellante heeft aangevoerd geen grond is gelegen voor het oordeel dat Argonaut zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat appellante niet aan de in het Protocol inzake de afhandeling van indicatie aanvragen hoog PKB Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten (hierna: Protocol) neergelegde voorwaarden voldoet. Tevens is er geen aanleiding om van het in het Protocol neergelegde beleid ten gunste van appellante af te wijken.
3. Namens appellante is hoger beroep ingesteld. Kort samengevat is aangevoerd dat er sprake is van medische beperkingen waardoor appellante in aanmerking komt voor een hoog PKB. Uit de door appellante overgelegde verklaring van verzekeringsarts-medisch adviseur L. Kalb van medisch adviesbureau Triage van 21 juli 2008 blijkt dat appellante wegens haar beperkingen niet in staat is (ook niet onder begeleiding) met de trein te reizen. Niet valt in te zien waarom deze verklaring uitsluitend zou slaan op de onmogelijkheid van appellante om met het reguliere openbaar vervoer te reizen en niet ook op de onmogelijkheid van appellante om met het Valysvervoer te reizen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Allereerst onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank dat het besluit van Argonaut van 20 augustus 2007 vernietigd dient te worden op de grond dat dit besluit is genomen door een persoon die daartoe niet bevoegd was. Het besluit van 20 augustus 2007 is blijkens de ondertekening immers namens het Indicatiebureau genomen door H.V. Hoogduin. Ingevolge het Protocol neemt Argonaut beslissingen op verzoeken om toekenning van een hoog PKB.
4.2. Nu Argonaut zich inhoudelijk achter het besluit van 20 augustus 2007 heeft gesteld, zal de Raad bezien of de rechtbank terecht met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten.
4.3. Dienaangaande stelt de Raad, naar hij reeds eerder heeft overwogen, vóórop dat de in het Protocol neergelegde - en door de Staatssecretaris goedgekeurde - toekenningscriteria het door Argonaut bij de indicatiestelling toe te passen beoordelingskader vormen. Deze toekenningscriteria gaan de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten.
Het vervoerssysteem Valys heeft als uitgangspunt, dat een gehandicapte die ook met assistentieverlening door NSR bij het - zonodig per rolstoel of scootmobiel - binnengaan en verlaten van de trein, met gebruikmaking van de mogelijkheid om een begeleider mee te nemen in de trein en met hulp van de Valys-chauffeur bij het afzetten bij en het ophalen van een station, om ergonomische en/of chronische medische redenen in het gehéél niet in staat is om met de trein te reizen, recht heeft op een hoog PKB ter vervanging van de reismogelijkheid per trein. Daarbij wordt er - uitzonderlijke gevallen daargelaten - van uitgegaan dat op een substantieel aantal stations, die geografisch ook voldoende zijn gespreid, assistentieverlening door NSR mogelijk is. In de gedingstukken en het verhandelde ter zitting heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden voor de vaststelling dat zulks niet het geval zou zijn. In dit verband is tevens van belang dat het tot het Valyssysteem behorende standaard PKB mede is bedoeld om met de taxi van en naar een station te reizen waar de mogelijkheid van assistentieverlening door NSR aanwezig is.
4.4. De Raad heeft in hetgeen namens appellante in hoger beroep is aangevoerd geen aanknopingspunten gevonden om het inhoudelijk oordeel van de rechtbank niet te volgen. De Raad onderschrijft dit oordeel en de daaraan voorafgaande overwegingen van de rechtbank en benadrukt hierbij dat de toekenningscriteria zoals vastgelegd in het Protocol een beperkte reikwijdte kennen. Aan het door de verzekeringsarts-medisch adviseur
L. Kalb ingenomen standpunt dat appellante wegens haar beperkingen niet in staat is met de trein te reizen kan de Raad niet het door appellante gewenste gewicht verlenen.
Het gaat er immers niet om of appellante met de trein sec kan reizen, maar of er sprake is van ergonomische belemmeringen dan wel chronisch medische beperkingen waardoor appellante ondanks de hiervoor in 4.3 aangegeven specifieke faciliteiten van het Valyssysteem niet met de trein kan reizen.
5. De Raad komt tot de slotsom dat de rechtsgevolgen van het besluit van 20 augustus 2007 in stand kunnen blijven. Het hoger beroep treft geen doel.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van B.E. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2009.