ECLI:NL:CRVB:2009:BK0633

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1625 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.J.H. Doornewaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Termijnoverschrijding niet verschoonbaar geacht in hoger beroep inzake studiefinanciering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 oktober 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft een betrokkene die, vanwege haar aandoening PDD-NOS, niet tijdig bezwaar heeft kunnen maken tegen een besluit van de Informatie Beheer Groep, waarin werd medegedeeld dat zij geen recht had op een toelage en dat er een kortlopende schuld was ontstaan. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, maar de Centrale Raad van Beroep heeft dit oordeel vernietigd.

De Raad overweegt dat de gevolgen van de aandoening van betrokkene al sinds medio 2007 bekend waren bij haar en haar ouders. Ondanks deze kennis hebben zij geen maatregelen genomen om de belangen van betrokkene te behartigen. De Raad stelt vast dat het niet openen van post door betrokkene het gevolg is van haar aandoening, maar dat dit niet betekent dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De Raad concludeert dat de ouders van betrokkene, die nog bij hen in huis woonde, verantwoordelijk waren voor het behartigen van haar belangen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is en verklaart het beroep ongegrond. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 oktober 2009.

Uitspraak

09/1625 WSF
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 4 maart 2009, 08/1360 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene).
Datum uitspraak: 9 oktober 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2009. Appellante was vertegenwoordigd door mr. P.E. Merema. Voor betrokkene is niemand verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 15 februari 2008 heeft appellante aan betrokkene meegedeeld dat zij (betrokkene) vanaf 1 maart 2007 geen recht heeft op een toelage en dat er een kortlopende schuld is ontstaan wegens teveel ontvangen toelage en onterecht bezit van een OV-kaart.
2.1. Op 29 april 2008 heeft de moeder van betrokkene bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 februari 2008. Bij schrijven van 11 juni 2008 heeft zij, nadat appellante om de reden van de termijnoverschrijding gevraagd had, aangegeven dat betrokkene lijdt aan PDD-NOS (een vorm van autisme) en dat zij door de gevolgen daarvan niet tijdig bezwaar heeft kunnen maken.
2.2. Appellante heeft de termijnoverschrijding niet verschoonbaar geacht en het bezwaar bij besluit van 1 juli 2008 niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. Betrokkene heeft tegen het besluit van 1 juli 2008 beroep ingesteld.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het besluit op bezwaar van 1 juli 2008 vernietigd omdat de termijnoverschrijding wel verschoonbaar is te achten. Hiertoe heeft zij overwogen dat betrokkene tengevolge van haar ziekte en de daaruit voortvloeiende beperkingen niet in staat is geweest tijdig bezwaar te (laten) maken. De rechtbank heeft zich mede gebaseerd op de rapportages van de Gelderse Roos Rivierenland van 8 maart 2007 (waarvan alleen pagina 7 met de conclusie is overgelegd) en 21 juni 2007. De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het door appellante ingebrachte rapport van haar medisch adviseur drs. F. Knol. Knol stelt zich op het standpunt dat hij op basis van het beschikbare feitencomplex geen gronden ziet waarop kan worden bepleit dat betrokkene, gezien haar medische situatie, niet in staat was het besluit van 15 februari 2008 te doorgronden en hiertegen tijdig bezwaar te maken. Ook acht hij betrokkene in staat een derde te verzoeken om haar studiefinancieringszaken voor haar te behartigen. Dit rapport heeft de rechtbank niet tot een ander oordeel gebracht omdat niet gebleken is dat Knol beschikt over specifieke expertise ten aanzien van de aandoening van betrokkene, dat hij betrokkene niet heeft onderzocht of gesproken en bovendien niet is ingegaan op de hierboven genoemde rapportages van de Gelderse Roos Rivierenland.
4. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten en ten onrechte de expertise van Knol in twijfel heeft getrokken. Appellante erkent de beperkingen van betrokkene maar dat neemt niet weg dat betrokkene in staat moet worden geacht de inhoud van de brief te begrijpen of zich te laten bijstaan. Daarnaast zijn de problemen van betrokkene al sinds 2007 bekend bij haarzelf en haar ouders die evenwel hebben nagelaten maatregelen te treffen om haar belangen zo goed mogelijk te (laten) behartigen. Dit komt voor haar risico en rekening.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. Niet in geschil is dat het besluit bekend is gemaakt op de wijze zoals in de Algemene wet bestuursrecht is voorgeschreven. Evenmin is in geschil dat het bezwaarschrift niet binnen de bezwaartermijn van zes weken is ingediend. De Raad ziet zich gesteld voor de vraag of de rechtbank terecht heeft overwogen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. De Raad beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt hiertoe het volgende.
Hoewel in de rapportage van de Gelderse Roos Rivierenland van 21 juni 2007 is vermeld dat er duidelijke aanwijzingen in de richting van ADD en mogelijk PDD-NOS zijn, zodat niet op grond van die rapportage kan worden aangenomen dat betrokkene lijdt aan PDD-NOS, is op grond van die rapportage wel aannemelijk dat betrokkene lijdt aan een aandoening waardoor zij zaken niet goed kan doorgronden. In het aanvullend beroepschrift bij de rechtbank, gedateerd 8 september 2008, heeft de gemachtigde van betrokkene vermeld dat betrokkene pas veel later (nadat zij maandenlang geen studiefinanciering had ontvangen, aldus haar gemachtigde in een brief van 11 juni 2008) de brief van 15 februari 2008 heeft geopend. De Raad merkt op dat indien betrokkene die post niet heeft geopend, zij de inhoud van die brief niet heeft kunnen doorgronden. Aan te nemen valt dat ook het niet openen van post het gevolg is van haar aandoening. Echter, met appellante is de Raad van oordeel dat, nu de gevolgen van de aandoening van betrokkene in ieder geval al sinds medio 2007 bij haar en haar ouders bekend waren, zij zelf dan wel haar ouders maatregelen had moeten nemen om de belangen van betrokkene, die nog bij hen in huis woonde, te behartigen. Hoewel de onderzoeker van de Gelderse Roos Rivierenland melding maakt van een verstoorde ouder-kind relatie, zijn er verder geen concrete aanwijzingen dat die relatie dermate verstoord is dat de ouders daar voor geen zorg hebben kunnen dragen. Dat toen geen maatregelen zijn genomen om de belangen van betrokkene te behartigen, komt voor rekening en risico van betrokkene. De Raad ziet dan ook geen grond om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Dat Knol betrokkene niet gezien of gesproken heeft, speelt naar het oordeel van de Raad geen rol, omdat de bevindingen van Knol niet doorslaggevend zijn. Doorslaggevend is dat de beperkingen van betrokkene bij haarzelf en haar ouders al voor het besluit van
15 februari 2008 bekend waren.
6. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en het inleidend beroep moet alsnog ongegrond worden verklaard.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2009.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) T.J. van der Torn.
JL