ECLI:NL:CRVB:2009:BJ9763
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H. Bedee
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 9 april 2009, waarin het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv gegrond werd verklaard. De rechtbank had het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Appellant, die een WAO-uitkering ontving, was het niet eens met de herziening van zijn uitkering door het Uwv, die zijn arbeidsongeschiktheid had vastgesteld op 25 tot 35%. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 september 2009 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad overweegt dat de rechtbank terecht de conclusies van de door haar benoemde deskundige, neuroloog J.C. den Heijer, heeft gevolgd. Appellant betoogde dat hij meer beperkingen had dan door het Uwv was aangenomen, met name met betrekking tot zitten en het gebruik van zijn rechterarm en -hand. De Raad oordeelt dat de deskundige een juist beeld heeft gehad van de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) en dat de door het Uwv geselecteerde functies geschikt zijn voor appellant. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover deze is aangevochten, en ziet geen aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant.
De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenrapporten in het proces van herziening van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. De Raad concludeert dat de FML, die de medische beperkingen van appellant weergeeft, correct is en dat de functies die aan de herziening ten grondslag liggen, passend zijn voor appellant. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van medische gegevens en de geschiktheid van functies in het kader van de WAO.