ECLI:NL:CRVB:2009:BJ9423

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-7041 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens te late betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2009 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 6 mei 2009. In die uitspraak werd het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant had het griffierecht pas op 6 maart 2009 betaald, terwijl de termijn voor betaling was gesteld op vier weken na de brief van de Raad van 29 januari 2009. Appellant heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing, maar is niet verschenen op de zitting van 21 augustus 2009.

De Raad overwoog dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De omstandigheden die appellant aanvoerde in zijn verontschuldiging werden niet als voldoende geacht om de te late betaling te rechtvaardigen. De Raad merkte op dat appellant op de hoogte had moeten zijn van de noodzaak om tijdig te betalen, vooral gezien de hersteltermijn die hem was gegeven voor zijn aanvraag voor bijzondere bijstand.

De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat er geen ruimte was voor een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Het te laat betaalde griffierecht van € 107,- zou aan appellant worden terugbetaald, maar er werd geen veroordeling in de kosten van het verzet uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

08/7041 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 2 december 2008, 07/1202, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna Uwv)
Datum uitspraak: 2 oktober 2009
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 6 mei 2009 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 6 mei 2009 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 21 augustus 2009, waar partijen - appellant met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 6 mei 2009 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij brief van de Raad van 29 januari 2009 nader gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het verschuldigde griffierecht te laat, namelijk eerst op 6 maart 2009, is betaald. In hetgeen appellant bij brief van 5 maart 2009 ter verontschuldiging heeft aangevoerd, is geen grond gelegen om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Uit de brief van appellant van 28 mei 2009 blijkt dat hem bij brief van 23 februari 2009 een hersteltermijn is gegeven om zijn aanvraag voor bijzondere bijstand bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen nader toe te lichten. Op dat moment had het voor appellant duidelijk moeten zijn dat het griffierecht niet tijdig op de rekening van de Raad zou worden bijgeschreven en had het op zijn weg gelegen de Raad daarover te berichten, hetgeen hij niet heeft gedaan.
Dit betekent dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Ter voorlichting van appellant merkt de Raad nog op dat dit meebrengt dat voor een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep geen ruimte bestaat, en voorts dat het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 107,-) door de griffier van de Raad aan appellant zal worden terugbetaald.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet bestaat geen grond.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van M. Koopman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2009.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) M. Koopman.
EK