ECLI:NL:CRVB:2009:BJ9386

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-6251 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 september 2008. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van appellante tegen een beslissing van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank afgewezen. Appellante had hoger beroep ingesteld, maar dit werd door de Raad op 2 april 2009 niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellante heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze uitspraak.

Het verzet werd behandeld op 21 augustus 2009, maar beide partijen waren niet verschenen. De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was bijgeschreven op de rekening van de Raad of ter griffie was gestort. Appellante stelde in haar verzetschrift dat zij het griffierecht wel had betaald, maar dit bleek niet het geval te zijn. De Raad vond geen aanknopingspunten om de eerdere uitspraak van 2 april 2009 te herzien.

De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van M. Koopman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2009.

Uitspraak

08/6251 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 september 2008, 07/3059 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 2 april 2009 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 2 april 2009 heeft appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 21 augustus 2009, waar partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 2 april 2009 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft appellante aangevoerd dat zij het verschuldigde griffierecht wèl heeft betaald. Gebleken is echter dat dit niet het geval is. Ook overigens heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de uitspraak van de Raad van 2 april 2009 niet in stand behoort te blijven.
Dit betekent dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van M. Koopman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2009.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) M. Koopman.
DW