ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8765

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3152 APPA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van inkomsten met APPA-uitkering en terugvordering van te veel betaalde uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 september 2009 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellant, een gewezen lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister, waarin zijn inkomsten uit het schrijven van columns voor dagblad 'De Pers' werden verrekend met zijn uitkering op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (APPA). De minister had een terugvordering van € 2.400,- aan te veel betaalde uitkering over de periode van mei tot en met december 2007 ingesteld, omdat appellant geen bewijs had geleverd van gemaakte onkosten in verband met deze inkomsten.

Tijdens de zitting op 13 augustus 2009 was appellant niet aanwezig, maar zijn standpunt werd door de minister verdedigd. Appellant had aangevoerd dat hij onkosten had gemaakt voor telefoneren, vervoer, en andere activiteiten gerelateerd aan het schrijven van zijn columns, en vond het onredelijk dat de minister niet inging op zijn voorstel om een forfaitair bedrag van 1/3 deel van de verworven inkomsten als onkosten af te trekken. De Raad oordeelde dat de minister terecht had gesteld dat er geen voldoende concrete onderbouwing was voor de onkosten, aangezien appellant geen bewijsstukken had overgelegd.

De Raad benadrukte dat het risico van het niet bewaren van bewijsstukken voor rekening van appellant komt. Bovendien had appellant zijn werkzaamheden pas achteraf gemeld, waardoor hij niet tijdig geïnformeerd kon worden over de voorwaarden voor aftrek van onkosten. Gezien deze overwegingen verklaarde de Raad het beroep van appellant ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

08/3152 APPA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika, (hierna: appellant),
en
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: verweerder)
Datum uitspraak: 24 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen een door verweerder onder dagtekening 23 april 2008, kenmerk 063296573, ten aanzien van hem genomen besluit ter uitvoering van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (APPA), verder: het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2009. Appellant is, zoals tevoren was gemeld, niet verschenen en verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.H.M.J. Arets, werkzaam bij Loyalis Maatwerkadministraties.
II. OVERWEGINGEN
1. Aan appellant is als gewezen lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal vanaf
29 november 2006 een uitkering op grond van de APPA toegekend. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het namens verweerder genomen besluit van 24 januari 2008, waarbij zijn inkomsten in verband met werkzaamheden voor dagblad “De Pers” zijn verrekend met zijn uitkering met toepassing van artikel 54 van de APPA. Dit heeft geleid tot terugvordering van € 2.400,- aan te veel betaalde uitkering over de periode van mei tot en met december 2007. Het bezwaar van appellant is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Appellant heeft in beroep zijn in bezwaar naar voren gebrachte standpunt herhaald, in hoofdzaak inhoudende dat hij voor het maken van de desbetreffende columns ook onkosten heeft moeten maken, bijvoorbeeld voor telefoneren, vervoer, lunches en diners, het bijwonen van voorstellingen, lezingen en de aanschaf van boeken en DVD’s. Appellant acht het onredelijk dat verweerder niet is ingegaan op zijn voorstel om forfaitair 1/3 deel van de verworven inkomsten als onkosten af te trekken.
3. Verweerder heeft aangevoerd dat appellant geen enkel bewijs van gemaakte onkosten in verband met het verwerven van deze inkomsten heeft overgelegd en dat daarmee sprake is van onvoldoende concrete onderbouwing van die kosten. Appellant heeft zijn activiteiten pas achteraf gemeld in december 2007, toen hij de declaratie over de in 2007 geschreven 12 columns ging indienen.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Op grond van artikel 54 van de APPA worden de inkomsten die de belanghebbende geniet met de uitkering verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. Appellant heeft in 2007 twaalf maal een column geschreven, waarvoor hij € 300,- per keer heeft ontvangen. Verweerder heeft naar aanleiding van de melding van appellant van die inkomsten een herberekening over 2007 gemaakt en maandelijks 1/12 deel ofwel € 300,- als inkomen aangemerkt, nu door appellant niet is aangetoond dat in verband met deze inkomsten onkosten zijn gemaakt. Voor de maanden januari tot en met april 2007 had dit geen gevolgen voor de uitkering, omdat dit bedrag binnen de bijverdienmarge viel. Vanaf mei 2007 leidde dit extra te verrekenen bedrag tot een vordering wegens te veel betaalde uitkering van
8 x € 300,- = € 2.400,-.
4.2. De Raad kan verweerder volgen in het standpunt dat pas aftrek van onkosten kan plaatsvinden indien deze voldoende concreet zijn onderbouwd. Nu appellant geen enkel bewijsstuk van in verband met het verwerven van deze inkomsten gemaakte kosten heeft overgelegd, ziet de Raad geen reden om het bestreden besluit in rechte onhoudbaar te achten. Dat appellant geen enkel bewijsstuk had bewaard moet voor zijn risico worden gelaten. Indien hij deze werkzaamheden, overeenkomstig de in artikel 54a van de APPA neergelegde verplichting, bij aanvang daarvan bij verweerder had gemeld, zou hij zich ook toen al hebben kunnen laten informeren over de voorwaarden voor aftrek van onkosten.
5. Gezien het vorenstaande dient het beroep van appellant ongegrond te worden verklaard.
6. De Raad acht ten slotte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet Bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en C.G. Kasdorp als leden, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 september 2009.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) I. Mos.
HD