ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8253

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-1214 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en medische onderbouwing in hoger beroep

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar beroep tegen het besluit op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond had verklaard. Het Uwv had eerder de WAO-uitkering van appellante, die was vastgesteld op 80-100% arbeidsongeschiktheid, ingetrokken op basis van de conclusie dat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Appellante stelde dat haar gezondheidsklachten niet waren afgenomen en dat zij in behandeling was bij een psychiatrisch ziekenhuis.

Tijdens de zitting op 20 augustus 2009 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door A. Anandbahadoer. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat appellante in hoger beroep geen nieuwe objectieve medische gegevens had ingebracht die de juistheid van de door het Uwv vastgestelde functionele mogelijkheden in twijfel trokken. De Raad merkte op dat de stelling van appellante dat haar klachten niet waren veranderd, onvoldoende was om de medische onderbouwing van het besluit op bezwaar aan te vechten.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de werkzaamheden die aan de schatting ten grondslag lagen, binnen de functionele mogelijkheden van appellante lagen. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, met R.B.E. van Nimwegen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 17 september 2009.

Uitspraak

08/1214 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 januari 2008, 06/4482 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2009. Appellante is niet ter zitting verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door A. Anandbahadoer.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit op bezwaar van het Uwv van 11 augustus 2006 (hierna: besluit op bezwaar) ongegrond verklaard. Het Uwv heeft bij het besluit op bezwaar zijn primaire besluit van 23 maart 2006 gehandhaafd. Bij dit primaire besluit heeft het Uwv de aan appellante toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%, op basis van een theoretische schatting met ingang van 1 augustus 2006 ingetrokken op de grond dat appellante minder dan 15% arbeidsongeschikt is.
2. In hoger beroep heeft appellante zich evenals in beroep op het standpunt gesteld dat haar uitkering ten onrechte is ingetrokken, aangezien haar gezondheidsklachten niet zijn afgenomen. Verder heeft appellante er in hoger beroep op gewezen dat zij inmiddels - evenals ten tijde van de initiële toekenning - in behandeling is bij een psychiatrisch ziekenhuis en dat zij onder de zogenoemde 45+-regeling valt, omdat zij op 1 juli 2004 tussen de 45 en 50 jaar was.
3.1. De Raad overweegt als volgt.
3.2. Wat appellante ter onderbouwing van haar hoger beroep heeft doen aanvoeren met betrekking tot de medische onderbouwing van het besluit op bezwaar vormt een herhaling van wat ook reeds in beroep is aangevoerd. Wezenlijk nieuwe gezichtspunten zijn niet naar voren gebracht. Evenmin als in beroep heeft appellante in hoger beroep objectieve medische gegevens ingebracht die alsnog twijfel doen rijzen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde functionele mogelijkheden van appellante op de datum in geding. Naar het oordeel van de Raad had dit wel op de weg van appellante gelegen. De enkele stelling van appellante dat haar klachten niet zijn veranderd is onvoldoende om met succes de medische onderbouwing van het besluit op bezwaar aan te vechten. De Raad onderschrijft derhalve de door de rechtbank ter zake van de medische onderbouwing van het besluit op bezwaar gebezigde overwegingen en gegeven oordelen en maakt deze tot de zijne. Met betrekking tot de mededeling van appellante dat zij inmiddels opnieuw opgenomen is geweest in een psychiatrisch ziekenhuis merkt de Raad slechts op dat deze opname dateert van na de datum in geding en daarom de uitkomst van het onderhavige geding niet beïnvloedt. Dat appellante onder het toepassingsbereik van de 45+-regeling valt beïnvloedt de uitkomst van het onderhavige geding evenmin.
3.3. Wat betreft de arbeidskundige onderbouwing van het besluit op bezwaar is de Raad evenals de rechtbank van oordeel dat het Uwv toereikend heeft gemotiveerd dat de werkzaamheden die ter vervulling van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies moeten worden verricht op de datum in geding binnen de functionele mogelijkheden van appellante lagen.
4. Gelet op het vorenstaande slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak wordt daarom bevestigd.
5. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 september 2009.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) R.B.E. van Nimwegen.
RB