ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7227

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/3102 WSF-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitstel van betaling studieschuld en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van verzoekster tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2009. Verzoekster had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de IB-Groep, dat betrekking had op haar studieschuld. De rechtbank had eerder het beroep van verzoekster gegrond verklaard en de IB-Groep opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift van verzoekster. De IB-Groep had op 11 mei 2009 opnieuw op de bezwaren van verzoekster beslist, maar dit besluit werd door verzoekster aangevochten.

Verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om uitstel van betaling van de door haar aan de IB-Groep verschuldigde bedragen ter aflossing van haar studieschuld, totdat zij geen rechtsmiddelen meer ter beschikking had om de rechtmatigheid van de besluiten aan te vechten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de IB-Groep had aangegeven de feitelijke invordering voorlopig te staken. Dit betekende dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening.

De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd voor zover deze was aangevochten en het beroep tegen het besluit van 11 mei 2009 ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

09/3102 WSF-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:84, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om voorlopige voorziening van:
[verzoekster], (hierna: verzoekster)
in verband met het hoger beroep van:
verzoekster
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2009, 08/1196 en 08/3457,
in het geding tussen:
verzoekster
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep)
Datum uitspraak: 4 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Bij brief van 7 mei 2009 heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2009, 08/1196 en 08/3457. Dit hoger beroep is geregistreerd onder de nummers 09/2538, 09/2539 en 09/3101.
Bij besluit van 11 mei 2009 heeft de IB-Groep, uitvoering gevend aan de uitspraak van de rechtbank, opnieuw op de bezwaren van verzoekster beslist. Verzoekster heeft daarop gereageerd.
Bij brief van 17 mei 2009, aangevuld bij brief van 20 juni 2009, heeft verzoekster verzocht om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2009. Verzoekster is verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. K.F. Hofstee.
II. OVERWEGINGEN
1. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter gevraagd te beslissen dat haar uitstel van betaling zal worden verleend van de door haar aan de IB-Groep verschuldigde bedragen ter aflossing van haar studieschuld, tot het moment dat haar geen rechtsmiddelen meer ter beschikking staan waarmee zij de rechtmatigheid van de op aflossing betrekking hebbende besluiten kan aanvechten.
2.1. De rechtbank heeft bij de hierboven genoemde uitspraak van 31 maart 2009 het beroep dat is geregistreerd onder nummer 08/1196 gegrond verklaard, het besluit van 7 maart 2008 vernietigd en de IB-Groep opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift van verzoekster. Het beroep onder nummer 08/3457 is, behoudens voor zover de bezwaren van verzoekster door de IB-Groep niet-ontvankelijk zijn verklaard, eveneens gegrond verklaard. Het besluit van 20 november 2008 is daarbij vernietigd. De rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven. Een door verzoekster gedaan verzoek om schadevergoeding is afgewezen.
Tot slot zijn beslissingen gegeven met betrekking tot het door verzoekster voor de beroepen betaalde griffierecht en de door haar gemaakte proceskosten.
2.2. Uitvoering gevend aan de door de rechtbank gegeven opdracht heeft de IB-Groep bij besluit van 11 mei 2009 opnieuw op de bezwaren van verzoekster tegen het besluit van 7 maart 2008 beslist.
3.1. Bij uitspraak van heden heeft de Raad, beslissende op het hoger beroep van verzoekster de uitspraak van de rechtbank, voor zover die uitspraak is aangevochten, bevestigd. Het beroep tegen het besluit van 11 mei 2009 is bij die uitspraak ongegrond verklaard.
3.2. Hieruit volgt dat er geen plaats is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Ten overvloede wijst de voorzieningenrechter er nog op dat ter zitting is gebleken dat de IB-Groep aan de deurwaarder opdracht heeft gegeven de feitelijke invordering (voorlopig) te staken, zodat in zoverre aan de voorwaarde voor het treffen van een voorziening dat een spoedeisend belang aanwezig moet zijn, niet is voldaan.
4. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 september 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) T.J. van der Torn.
JL