ECLI:NL:CRVB:2009:BJ6757

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-1638 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op WIA-uitkering wegens arbeidsongeschiktheid onder de 35%

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 augustus 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 21 februari 2007, waarin het bezwaar tegen een eerder besluit van 26 oktober 2006 ongegrond was verklaard. Het Uwv had vastgesteld dat appellante per 24 april 2006 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedroeg. De rechtbank Arnhem had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Tijdens de zitting op 3 juli 2009 heeft appellante, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Zij stelde dat haar klachten niet adequaat waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat haar psychische klachten op de datum in geding aanwezig waren, maar dat zij wegens financiële redenen geen behandeling had kunnen ondergaan. Appellante heeft medische rapporten ingebracht van psychiater E.D.H. Oor en anesthesioloog E.A. Frowijn, waarin haar klachten werden beschreven.

De Raad heeft overwogen dat er geen medische gegevens zijn die aantonen dat appellante op de datum in geding meer of anders beperkt was dan het Uwv had aangenomen. De Raad concludeert dat de FML juist is en dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen medisch passend zijn. Het Uwv heeft voldoende gemotiveerd dat de belasting van de functies de belastbaarheid van appellante niet overschrijdt. Daarom faalt het hoger beroep en wordt de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen.

Uitspraak

08/1638 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 29 januari 2008, 07/1388 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 14 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B. Mor-Yazir, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Voor het Uwv is verschenen B. de Weijer.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 26 oktober 2006 heeft het Uwv vastgesteld dat er voor appellante per
24 april 2006 (de datum in geding) geen recht is ontstaan op een WIA-uitkering, vastgesteld dat er voor omdat de mate van arbeidsongeschiktheid per die datum minder dan 35% bedraagt.
1.2. Bij besluit van 21 februari 2007 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 26 oktober 2006 ongegrond verklaard.
1.3. De rechtbank Arnhem heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het bestreden besluit op een toereikende medische en arbeidskundige motivering berust.
2. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat haar klachten niet voldoende zijn weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Dit is het gevolg van het gegeven dat zij slecht Nederlands spreekt en daardoor haar klachten niet goed heeft kunnen verwoorden. Voorts heeft zij aangevoerd dat haar psychische klachten ook al op de in geding zijnde datum aanwezig waren, maar dat zij daarvoor wegens geldgebrek niet onder behandeling was. Appellante heeft een rapport van psychiater E.D.H. Oor d.d. 13 december 2007 en een schrijven van anesthesioloog E.A. Frowijn d.d. 1 oktober 2007 ingebracht. Oor schrijft dat de klachten bestaan sinds eind 2005 en begin 2006. Frowijn maakt melding van de rugklachten van appellante. Tot slot stelt appellante zich op het standpunt dat het bestreden besluit niet goed gemotiveerd is en dat de aan de schatting ten grondslag liggende functies medisch niet passend zijn.
3.1. De Raad overweegt als volgt.
3.2. In hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om tot een ander oordeel te komen dan waartoe de rechtbank is gekomen. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de FML niet voor onjuist is te houden. Er zijn geen medische gegevens waaruit blijkt dat appellante op de datum in geding meer of anders beperkt was dan door het Uwv is aangenomen. Oor schrijft weliswaar dat de klachten bestaan sinds eind 2005 en begin 2006, maar nu hij in zijn rapportage ook meldt dat hij geen verslagen en onderzoekgegevens van het verleden in zijn bezit heeft, kan de Raad aan het door Oor gestelde niet die betekenis toekennen die appellante daaraan wenst toe te kennen. De bevindingen van Frowijn hebben geen betrekking op de datum in geding. Nu de Raad derhalve uitgaat van de juistheid van de FML, kan appellante niet gevolgd worden in haar stelling dat de functies medisch niet passend zijn. Het Uwv heeft voldoende uitgebreid gemotiveerd dat de belasting van de voor de schatting gebruikte functies de belastbaarheid van appellante niet overschrijdt.
3.3. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep faalt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) T.J. van der Torn.
TM