ECLI:NL:CRVB:2009:BJ6593
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- A.A.M. Mollee
- Rechtspraak.nl
Erkenning als burger-oorlogsslachtoffer in het kader van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 27 augustus 2009, wordt het beroep van appellante tegen het besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad ongegrond verklaard. Appellante had een aanvraag ingediend om als burger-oorlogsslachtoffer erkend te worden op basis van gezondheidsklachten die zij toeschrijft aan haar oorlogservaringen in het voormalige Nederlands-Indië. De aanvraag werd afgewezen omdat niet was aangetoond dat appellante was getroffen door onder de Wet vallend oorlogsgeweld.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante, geboren in 1941, in november 2007 een aanvraag indiende, maar dat deze aanvraag op 19 maart 2008 werd afgewezen. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, inclusief de persoonlijke oorlogservaringen van appellante, zoals haar verblijf in een Japans kamp en de ongeregeldheden tijdens de Bersiap-periode. Ondanks de gedetailleerde uiteenzetting van appellante over haar ervaringen, concludeert de Raad dat algemene oorlogsomstandigheden niet kunnen worden aangemerkt als handelingen of maatregelen in de zin van de Wet.
De Raad benadrukt dat erkenning als burger-oorlogsslachtoffer afhankelijk is van individuele, directe betrokkenheid bij specifieke gebeurtenissen die onder de Wet vallen. De ontwrichting van het gezinsleven en de angstige omstandigheden die appellante heeft ervaren, zijn niet voldoende om tot erkenning te leiden. De uitspraak bevestigt dat het bestreden besluit in rechte standhoudt, en er zijn geen termen aanwezig voor een vergoeding van proceskosten.