ECLI:NL:CRVB:2009:BJ6578
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- A.A.M. Mollee
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1936 in het voormalige Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. De aanvraag was gebaseerd op gezondheidsklachten die appellante toeschrijft aan haar ervaringen tijdens de Japanse bezetting en de Bersiap-periode. De Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat appellante gebeurtenissen heeft meegemaakt die onder de werking van de Wet kunnen worden gebracht.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de door appellante aangevoerde omstandigheden, zoals het getuige zijn van geweld tegen haar stiefvader en andere oorlogscalamiteiten, niet voldoende zijn bevestigd. De Raad heeft overwogen dat algemene oorlogs-omstandigheden niet kunnen worden aangemerkt als handelingen of maatregelen in de zin van de Wet. De Raad concludeert dat appellante niet kan worden erkend als burger-oorlogsslachtoffer, omdat er onvoldoende bewijs is voor haar directe betrokkenheid bij de gestelde gebeurtenissen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedaan op 27 augustus 2009, verklaart het beroep van appellante ongegrond. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor vergoeding van proceskosten, aangezien de afwijzing van de aanvraag op zorgvuldige wijze is tot stand gekomen en er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die de afwijzing zouden kunnen onderbouwen.