ECLI:NL:CRVB:2009:BJ6547
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van besluit inzake erkenning als vervolgingsslachtoffer
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1930 in het voormalige Nederlands-Indië, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat zijn aanvraag om erkenning als vervolgingsslachtoffer en een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 afwees. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen op 20 mei 2005, omdat de gestelde vrijheidsberoving niet was aangetoond. Appellant heeft in oktober 2006 een verzoek om herziening ingediend, waarbij hij nieuwe getuigen heeft aangedragen. De verweerster heeft echter geen aanleiding gezien om het eerdere besluit te herzien en heeft de afwijzing gehandhaafd bij het bestreden besluit van 20 december 2007.
Tijdens de zitting op 16 juli 2009 heeft de Raad de zaak behandeld. Appellant was vertegenwoordigd door zijn zuster, terwijl de verweerster werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad heeft de vraag beantwoord of het bestreden besluit in rechte stand kan houden, waarbij werd vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd die de verweerster tot herziening hadden moeten brengen. De getuigenverklaringen die door appellant waren aangedragen, werden als onvoldoende concreet beoordeeld.
De Raad concludeert dat het bestreden besluit de terughoudende toets kan doorstaan en verklaart het beroep van appellant ongegrond. Er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 augustus 2009.