ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5863
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- G.F. Walgemoed
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek om uitkeringen op basis van de Wuv en Wubo voor een kind van een onbekende Japanse vader
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2009 uitspraak gedaan over de afwijzing van een verzoek van appellant om als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) en als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers (Wubo) uitkeringen en voorzieningen toe te kennen. Appellant, geboren in 1944 in het voormalige Nederlands-Indië, heeft in april 2007 verzocht om deze erkenning, maar zijn aanvragen zijn afgewezen door de Raadskamers WUV en WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant geen vervolging in de zin van de Wuv heeft ondergaan, aangezien hij tijdens de Japanse bezetting niet geïnterneerd is geweest in een verblijfplaats met permanente bewaking. Daarnaast is onvoldoende aangetoond dat appellant is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wubo.
Tijdens de zitting op 2 juli 2009 heeft appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat, de gevolgen van zijn afkomst als kind van een onbekende Japanse vader benadrukt. Hij stelde dat de omstandigheden van zijn geboorte en de gevolgen daarvan hem als oorlogsslachtoffer zouden moeten kwalificeren. Ook werd aangevoerd dat hij tijdens de na-oorlogse Bersiap-periode te Makassar beschietingen heeft meegemaakt. De Raad heeft echter geconcludeerd dat de erkenning als vervolgde of burger-oorlogsslachtoffer gebonden is aan specifieke criteria die in de Wuv en Wubo zijn vastgelegd. De Raad heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat appellant aan deze criteria voldoet.
De Raad heeft ook de gestelde beschietingen onderzocht en vastgesteld dat appellant pas in november 1949 te Makassar is komen wonen, terwijl de ongeregeldheden die hij beschrijft zich in het voorjaar van 1950 hebben voorgedaan, wat buiten het toepassingsbereik van de Wubo valt. Gezien deze overwegingen heeft de Raad de beroepen ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenvergoeding.