ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5408

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/4315 WAO + 07/4316 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en weigering van WW-uitkering in hoger beroep

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 15 juni 2007 uitspraak deed in twee zaken met betrekking tot de WAO- en WW-uitkering van appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 augustus 2009 uitspraak gedaan. De zaak betreft de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 17 februari 2006 was ingetrokken omdat appellant minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Daarnaast was er een besluit van het Uwv om een WW-uitkering per dezelfde datum te weigeren, wat ook door appellant werd bestreden.

De rechtbank heeft beide zaken gevoegd behandeld en het beroep tegen de besluiten van het Uwv niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank oordeelde dat appellant geen recht had op een WW-uitkering, omdat hij inmiddels een WAO-uitkering had gekregen, berekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80% of meer, met terugwerkende kracht per 30 januari 2006. Appellant was het niet eens met deze uitspraak en stelde dat hij het recht op een passend reïntegratietraject werd ontnomen door de weigering van de WW-uitkering.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant verworpen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellant geen procesbelang meer had bij de beoordeling van de bestreden besluiten, aangezien zijn WAO-uitkering was herzien. Ook de weigering van de WW-uitkering werd door de Raad bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat eerdere besluiten over de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet binnen de omvang van het geding vielen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

07/4315 WAO en 07/4316 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 15 juni 2007, 06/2371 en 06/2372 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 14 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2009. Appellant is verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door J. Kouveld.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 19 december 2005 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant ingetrokken per 17 februari 2006 omdat hij per deze datum minder dan 15% arbeidsongeschikt wordt geacht. Het hiertegen door appellant ingediende bezwaar is bij besluit op bezwaar van 3 mei 2006 (bestreden besluit I) ongegrond verklaard. Hiertegen heeft appellant beroep ingesteld.
1.2. Hangende de procedure bij de rechtbank heeft het Uwv bij besluit van 5 oktober 2006 aan appellant met terugwerkende kracht per 30 januari 2006 een WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, toegekend in verband met gebleken toegenomen beperkingen. Bij besluit op bezwaar van 11 januari 2007 (bestreden besluit II) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 19 december 2005 alsnog niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant geen belang meer heeft bij een beslissing op het bezwaar, gelet op het besluit van
5 oktober 2006.
1.3. Bij besluit op bezwaar van 3 mei 2006 (bestreden besluit III) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit tot weigering van een WW-uitkering per 17 februari 2006 ongegrond verklaard. Hiertegen heeft appellant eveneens beroep ingesteld.
1.4. De rechtbank heeft de WAO-zaak en de WW-zaak gevoegd behandeld en het beroep op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tevens gericht geacht tegen het bestreden besluit II. Zij heeft het beroep tegen de bestreden besluiten I en II niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Voorts heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit III ongegrond verklaard.
2. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank omdat deze uitspraak hem het recht ontneemt om een passend reïntegratietraject te volgen, nu hem een WW-uitkering is geweigerd. Daarnaast vindt hij het bezwaarlijk dat het Uwv hem niet met terugwerkende kracht een WAO-uitkering heeft toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.
3.1. De Raad is van oordeel dat het hoger beroep niet slaagt en overweegt daartoe het volgende.
3.2. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat, nu aan appellant een WAO-uitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80% of meer, is toegekend per 30 januari 2006, volledig aan het bezwaar van appellant tegen het besluit van 19 december 2005 tegemoet is gekomen. Bij dit laatste besluit was immers de lopende WAO-uitkering, welke was berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%, per 17 februari 2006 beëindigd. De Raad is dan ook van oordeel dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat appellant geen procesbelang meer heeft bij beoordeling van de bestreden besluiten I en II, en sluit zich volledig aan bij de overwegingen van de rechtbank terzake. Wat betreft het bestreden besluit III is de Raad met de rechtbank en onder verwijzing naar de overweging van de rechtbank terzake, van oordeel dat terecht een WW-uitkering aan appellant is geweigerd. Ten aanzien van de door appellant genoemde problemen rond de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in 2003 is de Raad met de rechtbank van oordeel dat deze zaken, waaronder het besluit op bezwaar van 19 december 2003, waarbij aan appellant een WAO-uitkering is toegekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 55 tot 65, niet binnen de omvang van dit geding vallen. Terecht heeft de rechtbank dan ook geen oordeel gegeven over dit besluit.
3.3. Gelet op het voorgaande dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
4. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) T.J. van der Torn.
TM