ECLI:NL:CRVB:2009:BJ4382
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om als vervolgde in de zin van de WUV in aanmerking te worden gebracht voor een periodieke uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2009 uitspraak gedaan in het beroep van een appellant, geboren in 1926 in het voormalige Nederlands-Indië, die een aanvraag had ingediend om als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV) in aanmerking te worden gebracht voor een periodieke uitkering. De aanvraag was eerder afgewezen door de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, omdat de appellant niet voldeed aan de eisen van nationaliteit en woonplaats, en er geen sprake was van een klaarblijkelijke hardheid om de wet niet toe te passen.
De Raad heeft vastgesteld dat de verweerster, de Pensioen- en Uitkeringsraad, bij haar besluit de juiste richtlijnen heeft gehanteerd. De Raad overwoog dat de appellant weliswaar vervolging heeft ondergaan, maar dat zijn tweejarige dienst in het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) niet voldoende was om aan te tonen dat er een hechte en duurzame verbondenheid met de Nederlandse samenleving bestond. De Raad concludeerde dat de verweerster in redelijkheid kon besluiten om de aanvraag af te wijzen, en dat het bestreden besluit de terughoudende rechterlijke toets kon doorstaan.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het beroep van de appellant ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechter en de griffier.