ECLI:NL:CRVB:2009:BJ4381

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3890 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om vergoeding van verhuiskosten door burger-oorlogsslachtoffer

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2009 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag van appellante om in aanmerking te komen voor vergoeding van verhuiskosten en herinrichting. Appellante, geboren in 1936 in het voormalige Nederlands-Indië, was in 2001 erkend als burger-oorlogsslachtoffer op basis van psychische invaliditeit. In januari 2008 diende zij een aanvraag in bij de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, maar deze aanvraag werd afgewezen bij besluit van 28 april 2008. De Raad oordeelde dat de afwijzing terecht was, omdat de voorziening niet was aangewezen op basis van de psychische klachten van appellante, maar vooral op de wens om dichter bij haar kinderen te wonen.

Tijdens de zitting op 4 juni 2009 was appellante niet aanwezig, maar verweerster werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad heeft de ingediende stukken en adviezen van geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad in overweging genomen. Deze adviezen gaven aan dat de wens om te verhuizen vooral voortkwam uit de behoefte om dichter bij haar kinderen te wonen, en niet uit de psychische klachten die appellante had. De Raad concludeerde dat er geen gronden waren voor vernietiging van het bestreden besluit, en verklaarde het beroep ongegrond.

De Raad oordeelde dat het bestreden besluit deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd, en dat er geen aanleiding was om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de beslissing werd ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

08/3890 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], (hierna: appellante),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 16 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 26 juni 2008, kenmerk BZ 8432, JZ/E60/2008, ten aanzien van haar genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet), verder: het bestreden besluit.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2009. Appellante is daar, zoals zij te voren heeft bericht, niet verschenen. Verweerster heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante, geboren in 1936 in het voormalige Nederlands-Indië, is in 2001 op grond van psychische invaliditeit erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet, onder toekenning van - onder meer - de toeslag als bedoeld in artikel 19 van de Wet.
1.1. In januari 2008 heeft appellante zich tot verweerster gewend met een aanvraag om in aanmerking te worden gebracht voor vergoeding van dan wel een tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en herinrichting.
1.2. Die aanvraag heeft verweerster afgewezen bij besluit van 28 april 2008, zoals na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, onder overweging dat deze voorziening voor appellante niet is aangewezen op grond van haar voor de toepassing van de Wet aanvaarde psychische klachten.
2. De Raad dient antwoord te geven op de vraag of het bestreden besluit, gelet op hetgeen in beroep is aangevoerd, in rechte kan standhouden. Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.
2.1. Blijkens de gedingstukken is het hiervoor weergegeven standpunt van verweerster in overeenstemming met adviezen van een tweetal geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad. In deze adviezen is van belang geacht dat uit de omtrent appellante beschikbare informatie - waaronder informatie afkomstig van haar huisarts - naar voren komt dat vooral een woning die dichter bij haar kinderen ligt aan de wens om te verhuizen ten grondslag ligt.
2.2. De Raad acht het bestreden besluit op grond van deze adviezen deugdelijk voorbereid en gemotiveerd.
In de voorhanden medische en andere gegevens heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om het in deze adviezen neergelegde, door verweerster gevolgde medisch oordeel voor onjuist te houden.
Weliswaar is niet onaannemelijk dat ook het door appellante als motief voor de verhuizing naar voren gebrachte gevoel zich niet meer thuis te voelen in Groesbeek - en de daaruit voortvloeiende, haar psychische gezondheid niet ten goede komende gevoelens van eenzaamheid - een rol heeft gespeeld. De Raad acht beslissend dat in het over haar aanvraag opgemaakte sociale rapport en de kort daarna overgelegde verklaring van de huisarts het accent duidelijk ligt bij de wens dichter bij haar kinderen te willen wonen. Hetgeen appellante overigens heeft aangevoerd heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht.
3. Gezien het vorenstaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond, zodat dit besluit in rechte kan standhouden en het ingestelde beroep ongegrond dient te worden verklaard.
4. De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2009.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) I. Mos.
HD