[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 3 december 2008, 07/5453 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 22 juli 2009
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2009. Appellant is in persoon verschenen en het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door G.M.M. Diebels.
1.1. Onder verwijzing naar de aangevallen uitspraak voor een meer uitgebreide weergave van de relevante feiten en omstandigheden, volstaat de Raad met het volgende.
1.2. Bij besluit van 27 mei 2004 heeft het Uwv appellant bericht dat zijn uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (WAO) vanaf 1 juni 1997 wordt berekend op basis van het voor hem geldende dagloon. Bij besluit van 4 juni 2004 heeft het Uwv dit besluit ingetrokken. Het door appellant tegen het besluit van 4 juni 2004 ingediende bezwaarschrift heeft het Uwv bij besluit van 28 oktober 2004 ongegrond verklaard. Volgens het Uwv valt appellant niet onder het overgangsregime van artikel XVII van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen (TBA). Na het doorlopen van een beroepsprocedure door appellant heeft de Raad bij uitspraak van 12 oktober 2007, 05/6998, geoordeeld dat appellant niet voldoet aan de in artikel XVII, eerste lid, aanhef en onder a, van de TBA gestelde voorwaarde dat hij op 31 juli 1993 recht had op één van de in die bepaling genoemde uitkeringen. Ten aanzien van het eerste lid, aanhef en onder b, van artikel XVII van de TBA heeft de Raad overwogen dat niet is gebleken van een belemmering voor appellant om hier een beroep op te doen. Daarbij is van belang geacht dat niet is gebleken dat door het Uwv een onderzoek naar de datum waarop appellant wegens ziekte ongeschikt tot werken is geworden, kenbaar, heeft plaatsgevonden. Het besluit van 28 oktober 2004 is vervolgens vernietigd en het Uwv is daarbij opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
2. Ter uitvoering van meergenoemde uitspraak van de Raad heeft het Uwv bij besluit van 14 november 2007, hierna: het bestreden besluit, het door appellant ingediende bezwaar wederom ongegrond verklaard. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit vervolgens ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep, kort samengevat en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat hem wel een geslaagd beroep op artikel XVII, eerste lid, aanhef en onder b, van de TBA toekomt.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Het geschil spitst zich toe op de vraag of appellant voldoet aan de in artikel XVII, eerste lid, aanhef en onder b, van de TBA gestelde voorwaarden.
4.2. Evenals de rechtbank beantwoordt de Raad deze vraag ontkennend nu uit de beschikbare gedingstukken weliswaar blijkt dat appellant op 25 januari 1993 arbeidsongeschikt was, maar dat uit die stukken ook blijkt dat deze arbeidsongeschiktheid geen 52 weken heeft geduurd, hetgeen een voorwaarde is voor een geslaagd beroep op artikel XVII, eerste lid, aanhef en onder b, van de TBA. De Raad merkt hierbij wel op dat, in tegenstelling tot hetgeen in de aangevallen uitspraak staat vermeld, uit de stukken niet kan worden opgemaakt dat appellant op 7 juni 1993 zijn werkzaamheden volledig heeft hervat. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt wel dat appellant op die datum weer (medisch) geschikt is geacht voor zijn werkzaamheden. Dit maakt het oordeel omtrent appellantes beroep op meergenoemd artikel echter niet anders.
5. Het voorgaande betekent dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en H. Bedee en P.J. Jansen als leden in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2009.
(get.) T.J. van der Torn.