ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3450

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-1937 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag om vergoeding van dieetkosten in verband met oorlogsgeweld

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2009 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag van appellant om vergoeding van dieetkosten, die hij volgt vanwege maag- en darmklachten. Appellant, erkend als burger-oorlogsslachtoffer, had in september 2007 een verzoek ingediend om vergoeding van dieetkosten, nadat een eerdere aanvraag in mei 2007 was afgewezen. De verweerster, de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, oordeelde dat de darmklachten van appellant niet in verband konden worden gebracht met het oorlogsgeweld. Appellant stelde dat zijn klachten voortkwamen uit het slechte leven in interneringskampen, maar de Raad oordeelde dat hij geen medische gegevens had overgelegd die een nieuw verband konden aantonen.

De Raad concludeerde dat de darmklachten van appellant berusten op diverticulose, een aandoening die volgens medische opvattingen niet gerelateerd is aan het verblijf in interneringskampen. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit de terughoudende toets kon doorstaan en verklaarde het beroep van appellant ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien om proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van het overleggen van relevante medische gegevens bij herzieningsverzoeken en de terughoudendheid van de Raad bij het toetsen van besluiten van verweerster.

Uitspraak

08/1937 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 2 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 15 februari 2008, kenmerk BZ 8128, JZ/T60/2008, ten aanzien van hem genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2009. Daar is appellant in persoon verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote, en heeft verweerster zich laten vertegenwoordigen door J.J.G.A. Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, geboren in1941, is erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet en als zodanig in aanmerking gebracht voor, onder meer, de toeslag als bedoeld in artikel 19 van de Wet. Zijn psychische klachten en gebitsklachten zijn geacht in causaal verband te staan met het ondergane oorlogsgeweld.
1.2. Een in februari 2007 door appellant ingediende aanvraag om vergoeding van de kosten van een dieet dat hij volgt vanwege de bij hem aanwezige maag- en darmklachten, heeft verweerster afgewezen bij besluit van 22 mei 2007 op de grond dat appellant niet vanwege zijn oorlogsinvaliditeit is aangewezen op deze voorziening. Daartoe heeft verweerster overwogen dat de lichamelijk klachten (darmklachten en status na maagzweer) niet in verband kunnen worden gebracht met het ondergane oorlogsgeweld. Tegen het besluit van 22 mei 2007 heeft appellant geen bezwaar gemaakt.
1.3. In september 2007 heeft appellant zich wederom tot verweerster gewend met het verzoek om in aanmerking te worden gebracht voor een voorziening ter zake van dieetkosten. Bij besluit van 2 november 2007, zoals na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het thans bestreden besluit, heeft verweerster deze aanvraag afgewezen op de grond - samengevat - dat appellant met betrekking tot de lichamelijke klachten (darmklachten) geen nieuwe feiten of gegevens heeft vermeld die aanleiding geven het eerder uitgesproken (negatieve) causaliteitsoordeel te herzien.
1.4. Appellant heeft in beroep, zoals ter zitting nog toegelicht, naar voren gebracht - samengevat - dat de darmklachten al op zeer jonge leeftijd in de interneringskampen zijn ontstaan en bij hem tot op vandaag diarree en krampen veroorzaken.
2. De Raad overweegt als volgt.
2.1. De hiervoor genoemde aanvraag van september 2007 draagt het karakter van een verzoek om herziening van het door verweerster naar aanleiding van de aanvraag van februari 2007 genomen, hiervoor onder 1.2 genoemde besluit, waarbij is geoordeeld dat de darmklachten van appellant niet in het vereiste verband met het oorlogsgeweld kunnen worden gebracht.
2.2. Op grond van artikel 61, derde lid, van de Wet is verweerster bevoegd op daartoe door de belanghebbende gedane aanvraag een door haar gegeven besluit in het voordeel van de bij dat besluit betrokkene te herzien.
Deze bevoegdheid is discretionair van aard, hetgeen met zich brengt dat de Raad het bestreden besluit slechts met terughoudendheid kan toetsen. Daarbij staat centraal de vraag of door appellant (medische) feiten en omstandigheden in het geding zijn gebracht die aan verweerster bij het nemen van haar eerdere besluit niet bekend waren en dat besluit in een zodanig nieuw daglicht plaatsen dat verweerster daarin aanleiding had moeten vinden om tot herziening over te gaan.
2.3. De Raad stelt vast dat appellant bij zijn herzieningsverzoek en in bezwaar tegen het besluit op dat verzoek geen (medische) gegevens heeft ingebracht waaruit nu wel een verband blijkt tussen de bij appellant aanwezige darmklachten en het oorlogsgeweld. De omstandigheid dat de darmklachten volgens appellant zijn ontstaan door het slechte kampleven, oordeelt de Raad onvoldoende om verweerster gehouden te achten deze klachten alsnog als met het oorlogsgeweld in verband staand aan te merken. Hierbij neemt de Raad in aanmerking dat uit de aanwezige medische gegevens naar voren komt dat de darmklachten van appellant berusten op diverticulose (veel uitstulpingen in de dikke darm die kunnen leiden tot ontstekingen), welke aandoening blijkens geldende medische opvattingen niet in verband kan worden gebracht met het verblijf in interneringskampen.
3. Uit het voorgaande vloeit voort dat het bestreden besluit de hier aan de orde zijnde terughoudende toets kan doorstaan en dat het beroep van appellant ongegrond dient te worden verklaard.
4. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2009.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) M.B. de Gooijer.
HD