ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3172

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4207 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen uitspraak over griffierecht in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2009 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een verzet dat door appellant was ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad. De zaak betreft een hoger beroep dat appellant had ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 9 juni 2008. De Raad had op 5 november 2008 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was bijgeschreven of gestort. Appellant had vervolgens op 3 januari 2009 een verzetschrift ingediend, dat op 13 januari 2009 door de Raad was ontvangen.

Tijdens de zitting op 23 juni 2009 heeft appellant verklaard dat hij al jaren op het opgegeven adres woont, maar dat hij door vergeetachtigheid problemen heeft met het tijdig afhalen van aangetekende post. De Raad heeft overwogen dat de gevolgen van het niet afhalen van een aangetekende brief in beginsel voor rekening van de geadresseerde komen. Appellant heeft niet kunnen aantonen dat hij niet in staat was om tijdig voorzieningen te treffen in verband met zijn vergeetachtigheid.

De Raad heeft geconcludeerd dat het verzetschrift na het verstrijken van de termijn is ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Daarom heeft de Raad het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien om appellant in de kosten van het verzet te veroordelen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

08/4207 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 9 juni 2008, 07/7766, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna Uwv)
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 5 november 2008 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Bij brieven van 30 december 2008 heeft de Raad partijen bericht dat tegen de uitspraak van 5 november 2008 geen verzet is gedaan. Naar aanleiding daarvan heeft appellant zich bij brief gedateerd 3 januari 2009 en bij de Raad ontvangen op 13 januari 2009, tot de Raad gericht. De Raad heeft de brief van 3 januari 2009 aangemerkt als een verzetschrift tegen de uitspraak van 5 november 2008.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2009. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.W.G. Determan, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 5 november 2008 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
Een afschrift van de uitspraak van de Raad van 5 november 2008 is op 12 november 2008 bij aangetekende brief aan appellant gezonden op het door hem in het hogerberoepschrift opgegeven adres [adres] te [woonplaats].
Uit de gedingstukken blijkt dat de brief van 12 november 2008 door TNT Post op 13 november 2008 op het adres van appellant is aangeboden en vervolgens op 5 december 2008 bij de Raad is terug ontvangen met de mededeling van TNT Post “niet afgehaald”.
Ter zitting heeft appellant, desgevraagd, verklaard dat hij al jaren woonachtig is op het door hem in het hogerberoepschrift opgegeven adres. Appellant heeft niet aangevoerd dat sprake is geweest van onregelmatigheden in de verwerking door TNT Post van de brief van 12 november 2008. Wel heeft hij aangevoerd dat hij veel dingen vergeet binnen een paar dagen (een soort dementie), dat hij rapport moet opmaken van wat hij bespreekt en dat een neef hem nu helpt.
Volgens vaste rechtspraak dienen de gevolgen van het niet afhalen of het weigeren van een aangetekende brief in beginsel voor rekening van de geadresseerde te blijven. In hetgeen appellant heeft aangevoerd is geen grond gelegen om daarover in dit geval anders te oordelen. Niet is gebleken dat appellant niet in staat is geweest tijdig voorzieningen te treffen in verband met zijn vergeetachtigheid.
Nu het verzetschrift na het verstrijken van de termijn is ingediend en de termijnoverschrijding verschoonbaar is, betekent dit dat het verzet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2009.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) P.A.M. Hulsdouw.
NW