als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 oktober 2008, 08/1513 (hierna: aangevallen uitspraak),
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 4 maart 2009 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 4 maart 2009 heeft appellant verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2009, waar partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.
De uitspraak van de Raad van 4 maart 2009 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet de gronden van het hoger beroep bevat, en dat appellant dit verzuim niet binnen de hem daartoe gestelde termijn heeft hersteld..
Vaststaat dat 3 februari 2009 de laatste dag was waarop tijdig de gronden van het hoger beroep konden worden ingediend en dat de brief - gedateerd 2 februari 2009 - waarmee appellant de gronden heeft ingediend, op 5 februari 2009 bij de Raad is ontvangen. Gelet op artikel 6:9, tweede lid, van de Awb - aan welke bepaling door de Raad ook toepassing wordt gegeven in het kader van artikel 6:6 van de Awb - zouden de gronden niettemin tijdig zijn ingediend, indien de brief vóór het einde van de termijn ter post zou zijn bezorgd.
In verzet heeft appellant aangevoerd dat de brief op 2 februari 2009 is verzonden. Op de enveloppe waarin de brief is verzonden, ontbreekt echter een poststempel. Dat komt doordat appellant de betaling van port via TNT Post heeft geregeld, zodat de post niet meer wordt afgestempeld. Nu ook geen verzendregister voorhanden is, kan appellant niet aantonen dat de brief inderdaad op 2 februari 2009 is verzonden.
De Raad kan niet anders dan vaststellen dat appellant door vrijwel op de laatste dag van de gestelde - fatale - termijn voor deze wijze van verzending te kiezen, het risico heeft genomen dat zich thans heeft verwezenlijkt. Volgens vaste jurisprudentie komt dit voor rekening van de verzender.
Dit betekent dat de Raad bevoegd was het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Anders dan appellant heeft bepleit ziet de Raad geen gronden om van deze bevoegdheid geen gebruik te maken.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Van kosten van betrokkene waarop een veroordeling in de kosten van het verzet betrekking kan hebben, is de Raad niet gebleken.
De Centrale Raad van Beroep;
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2009.