ECLI:NL:CRVB:2009:BJ2766
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ongegrondverklaring van verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in verzet was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 15 januari 2009. In die uitspraak was het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. De Raad had vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken, zoals vermeld in een brief van 14 oktober 2008, was bijgeschreven op de rekening van de Raad of ter griffie was gestort. De laatste dag waarop het griffierecht tijdig kon worden betaald was 11 november 2008, maar het bedrag werd pas op 12 november 2008 bijgeschreven.
Appellant voerde in verzet aan dat de Raad de brief van 14 oktober 2008 naar het verkeerde adres had gestuurd. Echter, uit de gedingstukken bleek dat de brief naar het juiste adres was verzonden, zoals appellant zelf in een eerdere brief van 18 juni 2008 had aangegeven. De Raad oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, waardoor het verzet ongegrond werd verklaard. Het te laat betaalde griffierecht van € 107,-- zou door de griffier aan appellant worden terugbetaald, maar de Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten van het verzet.
De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier P.A.M. Hulsdouw, en werd openbaar uitgesproken op 14 juli 2009.