ECLI:NL:CRVB:2009:BJ2556

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-5351 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.J. Simon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgevolgen van een aankondiging tot terugvordering van nabestaandenuitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 31 juli 2008 geoordeeld dat de aankondiging van de Sociale verzekeringsbank (Svb) tot terugvordering van een nabestaandenuitkering en het opleggen van een boete niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. De Svb had op 6 augustus 2007 aangekondigd dat zij de nabestaandenuitkering van appellante zou beëindigen en een bedrag van € 4.332,76 zou terugvorderen, alsook een boete van € 319,-- zou opleggen. Appellante was van mening dat deze aankondiging wel degelijk rechtsgevolgen met zich meebracht en dat zij hiertegen bezwaar kon maken.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante verworpen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de brief van de Svb niet op rechtsgevolg was gericht en daarom niet als een besluit kon worden aangemerkt. De Raad stelde vast dat de argumenten die appellante in hoger beroep naar voren had gebracht, geen wezenlijk nieuwe gezichtspunten bevatten ten opzichte van de eerdere procedure. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en benadrukt het belang van de definitie van een besluit in de Awb. De Raad achtte geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten, aangezien het hoger beroep niet succesvol was. De uitspraak werd gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van griffier M. Pijper, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

08/5351 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], Frankrijk (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 juli 2008, 07/4314 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 9 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2009. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.F.L.B. Metz.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 6 augustus 2007 heeft de Svb de aan appellante toegekende nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) met ingang van 31 december 2006 beëindigd aangezien appellante een gezamenlijke huishouding is gaan voeren.
1.2. Bij brief van 6 augustus 2007 heeft de Svb aangekondigd de te veel ontvangen nabestaandenuitkering tot een bedrag van € 4.332,76 van appellante te zullen terugvorderen en een boete van € 319,-- te zullen opleggen.
1.3. Bij besluit van 1 oktober 2007 (hierna: bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen de aankondiging van de terugvordering en boete niet-ontvankelijk verklaard, aangezien geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat het schrijven van 6 augustus 2007 een aankondiging betreft tot terugvordering en oplegging van een boete. Gelet op de inhoud van deze brief kan de aankondiging niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Met de aankondiging worden geen rechtsgevolgen in het leven geroepen. Ten overvloede heeft de rechtbank in de aangevallen uitspraak opgemerkt dat de Svb in een besluit van 21 mei 2008 het bezwaar van appellante tegen de beëindiging van de nabestaandenuitkering ongegrond heeft verklaard en dat beroep tegen dit besluit is ingediend. Partijen zullen over de voortgang van deze procedure nader geïnformeerd worden.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Tussen partijen is in geschil of de rechtbank terecht het standpunt van de Svb heeft onderschreven dat de brief van 6 augustus 2007 niet op rechtsgevolg is gericht en daarom niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, zodat appellante terecht niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar.
4.2. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend en stelt zich achter de overwegingen van de aangevallen uitspraak. Hetgeen door appellante in hoger beroep is aangevoerd, bevat in vergelijking met hetgeen in eerste aanleg naar voren is gebracht geen wezenlijk nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen.
4.3. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2009.
(get.) H.J. Simon.
(get.) M. Pijper.
NK