ECLI:NL:CRVB:2009:BJ2008
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H. Bolt
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en het recht op WIA-uitkering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin werd geoordeeld dat appellante geen recht heeft op een WIA-uitkering. Appellante, die sinds januari 2004 arbeidsongeschikt is door een endocrinologische aandoening, heeft in 2006 een medisch onderzoek ondergaan. De verzekeringsarts concludeerde dat appellante niet zwaarder beperkt was dan 35%, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering. Het Uwv heeft dit besluit in maart 2006 genomen, waarna appellante bezwaar maakte. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard door het Uwv, wat leidde tot de huidige procedure.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 24 juni 2009 behandeld. Tijdens de zitting is appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. A.J. Vis, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door J.M.W. Beers. De Raad heeft de argumenten van appellante, die stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat zij zwaarder beperkt was dan vastgesteld, overwogen. Appellante verwees naar een medische verklaring van haar internist, maar de Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek adequaat was en dat de beschikbare medische gegevens geen bewijs boden voor een zwaardere beperking. De Raad concludeerde dat de functies die aan appellante waren voorgehouden, medisch passend waren. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met T. Hoogenboom als voorzitter en H. Bolt en P.J. Jansen als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, met M.A. van Amerongen als griffier.