ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1355

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/523 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en medisch onderzoek in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Bij besluit van 18 oktober 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellant, die voorheen was vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, herzien naar 65 tot 80% met ingang van 13 december 2005. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 13 april 2006. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij de medische grondslag van het besluit heeft onderschreven en de geduide functies als medisch geschikt heeft beoordeeld.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is uitgevoerd en dat zijn medische beperkingen niet correct zijn ingeschat. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad oordeelt dat de protocollen waar appellant zich op beroept, op de datum van 13 december 2005 nog niet van kracht waren, waardoor deze niet in zijn voordeel kunnen worden ingeroepen.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv pas in hoger beroep met een adequate onderbouwing is gekomen voor de medische geschiktheid van de geduide functies. Dit heeft geleid tot de vernietiging van het besluit van het Uwv, maar de rechtsgevolgen van dat besluit blijven in stand. Tevens is het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.288,- bedragen, en moet het Uwv het betaalde griffierecht van € 144,- vergoeden aan appellant. De uitspraak is gedaan op 1 juli 2009.

Uitspraak

08/523 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 6 december 2007, 07/2882
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 1 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.G. Evers, advocaat te Leiden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend, met als bijlage een rapportage van een bezwaarverzekeringsarts.
Bij brief van 2 april 2009, met als bijlage een rapportage van een bezwaararbeidsdeskundige, heeft het Uwv vragen van de Raad beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Evers. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
C. van Nood.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 18 oktober 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 13 december 2005 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%.
2. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 13 april 2006 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft zich kunnen verenigen met de medische grondslag van het bestreden besluit en heeft de aan appellant geduide functies medisch geschikt voor hem geacht.
4. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd, kort weergegeven, dat het Uwv het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig heeft uitgevoerd en dat zijn medische beperkingen bij het bestreden besluit zijn onderschat.
5. De Raad overweegt het volgende.
5.1. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen leiden. Het beroep van appellant op de protocollen myocardinfarct en depressieve stoornis als bedoeld in de Regeling verzekeringsgeneeskundige protocollen arbeidsongeschiktheidswetten, wat daar verder ook van zij, kan hem niet baten, omdat deze protocollen op de in geding zijnde datum van 13 december 2005 nog geen gelding hadden.
5.2. Ten aanzien van de medische geschiktheid van de geduide functies stelt de Raad vast, dat het Uwv eerst met de in rubriek I genoemde rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 31 maart 2009 een als genoegzaam te beschouwen toelichting heeft gegeven op de signaleringen van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid van appellant. Dit brengt mee dat het bestreden besluit, onder gegrondverklaring van het beroep daartegen, evenals de aangevallen uitspraak waarbij dit besluit in stand is gelaten, voor vernietiging in aanmerking komt, maar dat de rechtsgevolgen van dit besluit geheel in stand kunnen blijven.
6. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 1.288,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot
€ 1.288,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 144,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt als voorzitter en C.P.M. van de Kerkhof en
H. Bedee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2009.
(get.) H. Bolt.
(get.) I.R.A. van Raaij.
KR