ECLI:NL:CRVB:2009:BJ0678
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering wegens minder dan 15% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die eerder was vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 15 november 2005 besloten om de uitkering met ingang van 12 januari 2006 in te trekken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante was afgenomen naar minder dan 15%. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Maastricht heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit van het Uwv in stand gelaten.
In hoger beroep heeft appellante haar gronden herhaald en aangevoerd dat er een urenbeperking moet worden aangenomen. Tijdens de procedure heeft zij deskundigenberichten ingebracht ter ondersteuning van haar stelling dat zij beperkt is in haar arbeidsduur. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de door appellante overgelegde medische informatie geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat het Uwv ten onrechte geen urenbeperking heeft aangenomen. De Raad heeft ook vastgesteld dat de (bezwaar)verzekeringsartsen niet zijn uitgegaan van een onjuist beeld van appellantes dagactiviteiten.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, voor zover deze was aangevochten. De uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, op 25 juni 2009.