ECLI:NL:CRVB:2009:BI9066
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Riphagen
- T. Hoogenboom
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de beoordeling van allergieklachten
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van betrokkene, die in 2003 plaatsvond. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de allergieklachten van betrokkene onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Betrokkene had in zijn bezwaarschrift aangegeven allergisch te zijn voor verschillende stoffen en had hiervoor medicatie gekregen. De bezwaarverzekeringsarts had echter geen aandacht besteed aan deze klachten, wat door de rechtbank als onzorgvuldig werd beschouwd.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de bezwaarverzekeringsarts in haar rapport van 29 augustus 2006 wel degelijk aandacht heeft besteed aan de allergieklachten, maar dat er geen medisch objectiveerbare redenen waren om beperkingen aan te nemen. De Raad concludeert dat de allergie van betrokkene in 2003 niet evident aanwezig was en dat deze pas in 2005 leidde tot een consult bij een KNO-arts. De Raad onderschrijft het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts en stelt vast dat de vastgestelde beperkingen voor betrokkene correct zijn. De geselecteerde functies worden als geschikt beoordeeld.
De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit van 26 september 2006 wordt ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 juni 2009.