ECLI:NL:CRVB:2009:BI7951
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag burger-oorlogsslachtoffer op basis van algemene oorlogsomstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2009 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag van appellant om als burger-oorlogsslachtoffer erkend te worden. Appellant, geboren in 1934 in het voormalige Nederlands-Indië, had in november 2006 een aanvraag ingediend voor een periodieke uitkering op basis van gezondheidsklachten die hij toeschreef aan zijn oorlogservaringen. De aanvraag werd afgewezen door de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, omdat niet was aangetoond dat appellant was getroffen door onder de Wet vallend oorlogsgeweld.
De Raad overwoog dat algemene oorlogsomstandigheden, waaraan iedereen blootstond, niet kunnen worden aangemerkt als handelingen of maatregelen in de zin van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. De door appellant aangevoerde ontwrichting van het gezinsleven en de armoede die hij en zijn gezin hebben ervaren, konden op zichzelf niet leiden tot erkenning als burger-oorlogsslachtoffer. Appellant had specifieke oorlogservaringen naar voren gebracht, zoals mishandeling en bedreigende omstandigheden tijdens de Japanse bezetting en de Bersiap-periode, maar de Raad oordeelde dat er geen onafhankelijke bevestiging was van zijn persoonlijke betrokkenheid bij oorlogscalamiteiten.
De Raad concludeerde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden en dat er geen termen aanwezig waren voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukte dat erkenning als burger-oorlogsslachtoffer gebonden is aan individuele, directe betrokkenheid bij specifieke gebeurtenissen zoals omschreven in de Wet.