ECLI:NL:CRVB:2009:BI7743
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Riphagen
- T. Hoogenboom
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de weigering van een WIA-uitkering door het Uwv werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 juni 2009 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft aangevoerd dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en dat hij niet in staat is om loonvormende arbeid te verrichten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was en dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende zorgvuldig had gemotiveerd waarom de conclusies van de psychiater en klinisch psycholoog niet konden worden gevolgd.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant in hoger beroep geen nieuwe objectieve medische gegevens heeft ingebracht die de juistheid van de door het Uwv vastgestelde medische beperkingen in twijfel trekken. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de medische beperkingen van appellant niet zijn onderschat en dat de aan appellant geduide functies in medisch opzicht geschikt zijn. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een onderzoek door een medisch deskundige, aangezien er geen wezenlijk nieuwe gezichtspunten zijn gepresenteerd die de eerdere oordelen zouden kunnen ondermijnen.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant verworpen en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Riphagen als voorzitter en T. Hoogenboom en H.C. Cusell als leden, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier R.L. Rijnen.