ECLI:NL:CRVB:2009:BI6972

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-945 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering na herbeoordeling en geschiktheid van functies

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering werd behandeld. Appellant ontving een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na een herbeoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd zijn uitkering per 22 mei 2006 ingetrokken. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het Uwv. Appellant stelde dat zijn medische beperkingen door het Uwv waren onderschat en verzocht om de benoeming van een deskundige.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit berustte op een zorgvuldig medisch onderzoek. De bezwaarverzekeringsarts had een expertise laten verrichten door psychiater E.F. van Ittersum en had in zijn rapporten de klachten van appellant adequaat gewogen. De Raad concludeerde dat er geen medische gegevens waren overgelegd die de stelling van appellant onderbouwden dat hij meer of ernstiger beperkt was dan door het Uwv was aangenomen. De Raad zag ook geen aanleiding om een medische deskundige te benoemen, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak werd gedaan door G. van der Wiel, met R.L. Rijnen als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 29 mei 2009. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant faalde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

08/945 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 20 december 2007, 06/9429 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituur werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak 29 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.B. Teunis, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Op 29 april 2009 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Appellant is – met kennisgeving – niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.L. Turnhout.
II. OVERWEGINGEN
1. Onder verwijzing naar de aangevallen uitspraak voor een uitgebreidere weergave van de feiten en omstandigheden die in dit geding van belang zijn, volstaat de Raad met het volgende.
2. Appellant ontving een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. In het kader van een herbeoordeling heeft het Uwv appellants WAO-uitkering bij besluit van 24 maart 2006 met ingang van 22 mei 2006 ingetrokken. Bij besluit van 16 november 2006 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 24 maart 2006 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen onzorgvuldig of niet juist te achten. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het Uwv de geselecteerde functies op goede gronden heeft gebruikt voor de schatting.
4. In hoger beroep stelt appellant zich – kort samengevat – op het standpunt dat het Uwv zijn medische beperkingen heeft onderschat en dat hij niet in staat is om de geduide functies te verrichten. Appellant heeft de Raad verzocht een deskundige te benoemen.
5.1. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de medische grondslag van het bestreden besluit berust op een zorgvuldig medisch onderzoek. In dat kader acht de Raad onder meer van belang dat de bezwaarverzekeringsarts een expertise heeft laten verrichten door de psychiater E.F. van Ittersum en dat de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapporten van 13 november 2006 en 2 november 2007 op basis van eigen onderzoek, informatie van de behandelend sector en de expertise van psychiater Van Ittersum op zorgvuldige wijze heeft gemotiveerd dat appellants klachten adequaat zijn gewogen en meegenomen in de FML. Appellant heeft ook in hoger beroep geen medische gegevens overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij ten tijde in geding meer of ernstiger beperkt was dan door het Uwv is aangenomen.
5.2. De Raad ziet, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, evenmin grond voor het oordeel dat de aan appellant voorgehouden functies voor hem in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn.
5.3. De Raad ziet geen aanleiding om alsnog een medische deskundige te benoemen.
6. Gelet op het voorgaande faalt het hoger beroep van appellant, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) R.L. Rijnen.
CVG