ECLI:NL:CRVB:2009:BI6972
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering na herbeoordeling en geschiktheid van functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering werd behandeld. Appellant ontving een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na een herbeoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd zijn uitkering per 22 mei 2006 ingetrokken. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het Uwv. Appellant stelde dat zijn medische beperkingen door het Uwv waren onderschat en verzocht om de benoeming van een deskundige.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit berustte op een zorgvuldig medisch onderzoek. De bezwaarverzekeringsarts had een expertise laten verrichten door psychiater E.F. van Ittersum en had in zijn rapporten de klachten van appellant adequaat gewogen. De Raad concludeerde dat er geen medische gegevens waren overgelegd die de stelling van appellant onderbouwden dat hij meer of ernstiger beperkt was dan door het Uwv was aangenomen. De Raad zag ook geen aanleiding om een medische deskundige te benoemen, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak werd gedaan door G. van der Wiel, met R.L. Rijnen als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 29 mei 2009. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant faalde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.