[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond van 5 december 2008, 08/1731, 08/1732 en 08/1734 (hierna: aangevallen uitspraak),
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 29 mei 2009
Namens appellante heeft mr. J.H.M. Verstraten, advocaat te Venlo, hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2009. Voor appellante zijn verschenen haar moeder [naam moeder] en mr. Verstraten, voornoemd. Voor de IB-Groep is verschenen drs. E.H.A. van den Berg.
1. Het hoger beroep van appellante is gericht tegen de ongegrondverklaring van haar beroep tegen het besluit van 25 september 2008, waarbij de IB-groep heeft gehandhaafd zijn besluit van 24 juli 2008, bij welk besluit aan appellante naar aanleiding van de door haar op 2 juli 2008 ingestuurde aanvraag ingaande augustus 2008 op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos) een tegemoetkoming scholieren is toegekend.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter overwogen dat uit de samenhang van artikel 4.10, tweede lid, en artikel 1.2 van de Wtos ondubbelzinnig volgt dat een tegemoetkoming pas kan worden toegekend met ingang van de maand, volgend op de maand waarin de aanvraag om een tegemoetkoming is gedaan. Nu de aanvraag in de maand juli 2008 is ingediend, heeft de IB-groep zich terecht op het standpunt gesteld dat appellante eerst met ingang van 1 augustus 2008 aanspraak kon maken op een tegemoetkoming.
2.2. Met betrekking tot de stelling van appellante dat een medewerkster van de IB-Groep op 1 juli 2008 had verteld dat zij geen maand tegemoetkoming zou mislopen door het te laat opsturen van het aanvraagformulier, heeft de voorzieningenrechter overwogen dat appelante deze stelling niet met bewijzen heeft gestaafd. Met betrekking tot het beroep van appellante op de zinsnede “over verstreken maanden heb je geen recht op een tegemoetkoming” in de folder Tegemoetkoming Scholieren 2008 -2009 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat, hoewel deze zinsnede niet aansluit op de wetsbepalingen, daarmee niet is gegeven dat appellante wel aanspraak zou maken op een tegemoetkoming over de maand waarin de aanvraag is ingediend. Dat staat er niet.
2.3. Ook het beroep op de hardheidsclausule heeft de voorzieningenrechter niet gehonoreerd.
3. In hoger beroep heeft appellante zich beroepen op het vertrouwensbeginsel en de hardheidsclausule. Met betrekking tot haar beroep op het vertrouwensbeginsel heeft zij gewezen op de hiervoor vermelde folder en heeft zij herhaald haar stelling dat een medewerkster van de IB-Groep haar moeder heeft toegezegd dat bij een aanvraag in juli 2008 over deze maand nog een tegemoetkoming kan worden verstrekt.
4.1. De Raad is van oordeel dat het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel niet kan slagen. Haar stelling dat er van de kant van de IB-groep een toezegging zou zijn gedaan over haar aanspraak over juli 2008, heeft zij ook in hoger beroep niet met bewijzen gestaafd. Met betrekking tot het gestelde in de folder kan de Raad zich verenigen met hetgeen de voorzieningenrechter daarover heeft overwogen. In de folder staat niet expliciet vermeld dat er recht op een tegemoetkoming bestaat over een lopende maand.
4.2. Met betrekking tot het beroep op de hardheidsclausule overweegt de Raad dat artikel 11.4 van de Wtos niet in het leven is geroepen om af te wijken van situaties, waarin de wetgever uitdrukkelijk heeft voorzien.
4.3. Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2009.