ECLI:NL:CRVB:2009:BI6017
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- R. Kooper
- H.C.P. Venema
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld op basis van de Ziektewet en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellante, die op 19 juli 2006 in dienst trad als kantinemedewerkster, meldde zich dezelfde dag ziek vanwege psychische klachten. Na een korte opname in een instelling, werd haar dienstverband tijdens de proeftijd beëindigd. Het Uwv kende haar ziekengeld toe vanaf 26 juli 2006, maar weigerde dit met ingang van 4 oktober 2006. Appellante maakte bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond, stellende dat zij bij aanvang van de verzekering al ongeschikt was om te werken.
De rechtbank bevestigde het standpunt van het Uwv, waarbij werd opgemerkt dat appellante al voor de aanvang van haar dienstverband antidepressiva had voorgeschreven gekregen. In hoger beroep stelde appellante dat zij het eens was met de eerdere beoordelingen, maar dat zij het hoger beroep had ingesteld om haar rechtspositie te waarborgen in een andere procedure die gelijktijdig liep. De Raad voor de Rechtspraak concludeerde dat appellante niet inhoudelijk van mening verschilde van het Uwv over haar ziekte bij aanvang van de verzekering en dat er geen gronden waren voor vernietiging van de eerdere uitspraak. Het hoger beroep werd dan ook afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing bevestigden. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 19 mei 2009, na een zitting op 24 maart 2009, waar appellante en haar advocaat aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het Uwv.