ECLI:NL:CRVB:2009:BI5964

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-2287 AW-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.B. de Gooijer
  • H.A.A.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening ambtenaar in functie van officier van justitie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2009 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorzieningen van een ambtenaar die werkzaam was als officier van justitie (OvJ). De verzoekster was te verstaan gegeven dat zij niet langer de primaire taken van haar functie mocht verrichten, omdat haar functioneren als onvoldoende werd beoordeeld. Dit besluit was genomen na een beoordeling op 30 januari 2009, waarbij de verzoekster was uitgenodigd om andere werkzaamheden te verrichten. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening om haar werkzaamheden als OvJ te hervatten.

De voorzieningenrechter heeft in zijn oordeel vastgesteld dat er geen redelijke mate van waarschijnlijkheid is dat de opdracht aan de verzoekster in rechte niet in stand kan blijven. Dit oordeel was gebaseerd op de informatie in het dossier, waaronder schriftelijke verklaringen van haar opleider en de kwaliteitsofficier. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoekster de geschiktheid mist om de primaire taken van haar functie goed te vervullen, en dat het hoofd van het parket het standpunt heeft kunnen innemen dat het niet langer aangewezen was dat de verzoekster deze taken verrichtte.

Daarnaast heeft de verzoekster verzocht om een voorlopige voorziening met betrekking tot het uitblijven van beslissingen op haar bezwaren tegen de opdracht, de beoordeling en de mededeling. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de behandeling van deze bezwaren al geagendeerd was door de Commissie bezwaarschriften. Hij ging ervan uit dat het bevoegde bestuursorgaan binnen drie weken na de uitspraak een beslissing zou nemen op het bezwaar tegen de opdracht, terwijl voor de andere bezwaren een langere termijn beschikbaar was. De uitspraak werd gedaan in Utrecht, en de griffier en de voorzieningenrechter hebben de beslissing ondertekend.

Uitspraak

09/2287 AW-VV
Centrale Raad van Beroep
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op 20 mei 2009 van de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep inzake de verzoeken van:
[Verzoekster], wonende te [woonplaats], (hierna: verzoekster),
in verband met de gedingen tussen:
verzoekster
en
de Minister van Justitie en
het Hoofd van het arrondissementsparket [arrondissement] (hierna: hoofd)
De beslissing luidt:
Wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af.
Deze beslissing is als volgt gemotiveerd.
1. Bij besluit van 30 januari 2009 is verzoekster te verstaan gegeven dat zij niet meer de primaire taken van de functie van officier van justitie (hierna: OvJ), met name zittingen en weekdiensten, mag verrichten omdat haar functioneren onvoldoende werd geacht, en is zij uitgenodigd te spreken over andere haar op te dragen werkzaamheden (hierna: opdracht). Op 23 maart 2009 is een beoordeling vastgesteld met een onvoldoende eindresultaat (hierna: beoordeling). Bij brief van 23 maart 2009 heeft het hoofd verzoekster medegedeeld (hierna: mededeling) dat hij haar niet zal voordragen voor benoeming tot OvJ in vaste dienst. Tegen de opdracht, de beoordeling en de mededeling heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
2. Verzoekster heeft in de eerste plaats verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe zal leiden dat zij zo snel mogelijk weer in de gelegenheid wordt gesteld haar werkzaamheden als OvJ te hervatten.
2.1. In dat kader dient de voorzieningenrechter de vraag te beantwoorden of er een redelijke mate van waarschijnlijkheid is dat de opdracht - na handhaving in bezwaar en uitgaande van een herstel, voor zover nodig, van een aan die opdracht klevend bevoegdheidsgebrek - in rechte niet in stand kan blijven. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend.
2.2. Dit voorlopig oordeel is gebaseerd op de in het dossier aanwezige informatie van de rechtbank [arrondissement], alsmede op de schriftelijke verklaringen van verzoeksters opleider JP en de kwaliteitsofficier RvR. Uit deze gegevens, waartegenover in het dossier geen andersluidende verklaringen staan, kan worden opgemaakt dat verzoekster de geschiktheid mist om de primaire taken van haar functie van OvJ goed te vervullen. Gezien het door hem begrijpelijkerwijs benadrukte afbreukrisico van de functie van OvJ, heeft het hoofd het standpunt kunnen innemen dat het verrichten van de primaire taken van die functie door verzoekster niet langer was aangewezen en dat haar andere werkzaamheden konden worden opgedragen. Van de ter zitting genoemde werkzaamheden bij het parket in [arrondissement] en van die bij het functioneel parket in verzoeksters woonplaats kan niet worden gezegd dat die niet in redelijkheid konden worden opgedragen.
3. Verzoekster heeft verder verzocht een voorlopige voorziening te treffen ter zake van het uitblijven van beslissingen op haar bezwaren tegen de opdracht, de beoordeling en de mededeling, strekkende tot het spoedig verkrijgen van die beslissingen.
3.1. Nu ter zitting is gebleken dat de behandeling van die bezwaren door de Commissie bezwaarschriften zijn geagendeerd op 20 mei 2009, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat het daartoe bevoegde bestuursorgaan binnen drie weken na dagtekening van deze uitspraak een beslissing zal hebben genomen op het bezwaar tegen de opdracht. Voor de beslissing op de bezwaren tegen de beoordeling en de mededeling staat aan het bevoegde bestuursorgaan een langere termijn beschikbaar.
Utrecht, 20 mei 2009
De griffier, De voorzieningenrechter,
(get.) M.B. de Gooijer. (get.) H.A.A.G. Vermeulen.