[Appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2008, 05/4404 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 14 mei 2009
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2009. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.J. van de Nes.
1.1. Naar aanleiding van de inwerkingtreding op 1 november 2004 van het Verdrag tot wijziging van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb 1996/298) heeft appellante bij brief van 22 december 2004 bij de Svb een uitkering aangevraagd ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2. Bij besluit van 18 februari 2005 heeft de Svb aan appellante met ingang van november 2004 een AOW-uitkering toegekend. Op deze uitkering is een korting toegepast van 58% omdat appellante 29 jaar niet verzekerd was voor de AOW.
1.3. Het door appellante tegen dit besluit gemaakte bezwaar is door de Svb bij besluit van 25 augustus 2005 (hierna: bestreden besluit) gegrond verklaard. De Svb heeft aan appellante een AOW-uitkering toegekend met een korting van 50%. De Svb overwoog hiertoe - kort gezegd - dat appellante genoegzaam heeft aangetoond dat het tijdvak waarin zij als niet verzekerd moet worden aangemerkt niet 29, maar - naar beneden afgerond - 25 jaar bedraagt.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard overwegende dat appellante door het instellen van beroep niet in aanmerking kan komen voor een hoger AOW-pensioen dan door de Svb is toegekend. Immers, de periode van 25 jaar waarover appellante als verzekerd wenst te worden aangemerkt - vanaf 5 januari 1966 tot en met 1 januari 1991, derhalve 25 jaar - is door de Svb als gevolg van de afronding naar beneden van het aantal niet-verzekerde jaren, reeds aangemerkt als verzekerde periode.
3.1. De Raad sluit zich hierbij aan en maakt de overwegingen van de rechtbank tot de zijne. Een nader onderzoek in het bevolkingsregister, zoals door appellante in hoger beroep is verzocht, kan er evenmin toe leiden dat aan haar een hogere uitkering wordt toegekend dan reeds aan haar is toegekend, zodat het hoger beroep faalt.
3.2. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2009.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.