ECLI:NL:CRVB:2009:BI4578
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onterechte inhouding buitenlandbijdrage krachtens de Zvw op uitkering ingevolge de ANW
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die in Duitsland woont, tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 16 juni 2008 het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen procesbelang was. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de inhouding van een buitenlandbijdrage op zijn uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had in 2006 een buitenlandbijdrage van € 68,83 ingehouden op de ANW-uitkering van appellant, maar had later erkend dat deze inhouding onterecht was, omdat appellant als grensarbeider in Nederland verzekerd is krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw). De Svb had het besluit om de inhouding te handhaven ingetrokken en het College voor zorgverzekeringen (CVZ) had de onverschuldigd betaalde bijdrage aan appellant terugbetaald.
In hoger beroep stelde appellant dat hij recht had op een proceskostenvergoeding, omdat hij tijd had besteed aan de procedure. De Svb stelde echter dat appellant zijn eigen belangen had behartigd en dat er geen sprake was van door een derde verleende rechtsbijstand, wat een voorwaarde is voor een proceskostenvergoeding. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant geen recht had op een proceskostenvergoeding, omdat hij de zitting bij de rechtbank niet had bijgewoond en er geen sprake was van rechtsbijstand door een derde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.
De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier W. Altenaar, op 14 mei 2009. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en dat de aangevallen uitspraak bevestigd diende te worden.