ECLI:NL:CRVB:2009:BI4168

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4417 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de rechtbank Zwolle-Lelystad in haar eerdere oordeel werd bevestigd. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het Uwv een zorgvuldig onderzoek had gedaan naar haar medische beperkingen. Ze stelde dat de rechtbank onvoldoende had gekeken naar de medische gegevens die zij had overgelegd en vroeg de Raad om een deskundige te benoemen voor verder onderzoek.

De Raad oordeelde echter dat het Uwv inderdaad een zorgvuldig onderzoek had uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit. De Raad wees erop dat de stelling van appellante dat er een medische urenbeperking had moeten worden aangenomen, niet werd gevolgd. De rapportages van de bezwaarverzekeringsarts gaven aan dat er geen aanleiding was voor een urenbeperking, en de geselecteerde functies werden als medisch geschikt beschouwd.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de functies die aan de herziening ten grondslag lagen, in medisch opzicht geschikt waren voor appellante. De Raad zag geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, M.A. van Amerongen, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

07/4417 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 juni 2007, 07/73
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 13 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. G.J.A.M. Gloudi, advocaat te Lelystad, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Gloudi. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.M.H. Rokebrand.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 29 juni 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%, met ingang van 30 augustus 2006 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is ongegrond verklaard bij besluit van 12 december 2006 (het bestreden besluit).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er een voldoende zorgvuldig onderzoek is gedaan naar haar medische beperkingen. Ook meent appellante dat de rechtbank in de door haar overgelegde medische gegevens aanleiding had moeten zien om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. Appellante vraagt de Raad in dat verband een deskundige te benoemen voor het instellen van een onderzoek. Verder heeft appellante gesteld dat de door het Uwv geselecteerde functies, die ten grondslag liggen aan de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid, niet geschikt zijn voor haar.
4. De Raad oordeelt als volgt.
5.1. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het Uwv een zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft ook de overwegingen van de rechtbank daarover. Hetgeen door appellante in hoger beroep ter zake is aangevoerd, komt neer op een herhaling van de in beroep aangevoerde gronden.
5.2. De stelling van appellante dat het Uwv een medische urenbeperking had moeten aannemen, nu in het verleden ook steeds van een dergelijke beperking is uitgegaan, volgt de Raad niet. Uit de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 7 april 2005 blijkt dat het Uwv al eerder, bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid per 10 november 2004, het standpunt heeft ingenomen dat er geen aanleiding is voor een urenbeperking. Verder is in de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts van 28 november 2006 en 16 mei 2007 deugdelijk gemotiveerd dat er gelet op het dagverhaal, de onderzoeksbevindingen en de aard van de aandoening van appellante geen reden is haar beperkt te achten in het aantal uren dat zij per dag en per week kan werken.
5.3. Gelet op hetgeen is overwogen in 5.2 ziet de Raad net als de rechtbank geen reden voor het benoemen van een deskundige.
6.1. Ook onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt moeten worden geacht voor appellante. In de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 5 december 2006 is inzichtelijk toegelicht dat de belasting in de functies de medische beperkingen van appellante niet te boven gaat. Die toelichting voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn in de rechtspraak van de Raad.
6.2. Appellante betoogt dat de functies ongeschikt zijn, omdat sprake is van te lange werktijden en onvoldoende recuperatiemogelijkheden. Dit betoog volgt de Raad niet, omdat er voor appellante ten aanzien van werktijden en recuperatiemogelijkheden geen medische beperkingen zijn aangenomen.
7. De aangevallen uitspraak komt, gezien hetgeen onder 5 en 6 is overwogen, voor bevestiging in aanmerking.
8. De Raad ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en H. Bolt en P.J. Jansen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2009.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) M.A. van Amerongen.
KR