ECLI:NL:CRVB:2009:BI3764
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Appellante, die begin september 2002 uitviel voor haar werk als medewerker gehandicaptenvervoer, had in 2004 een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uwv had in 2004 besloten om appellante met ingang van 1 september 2003 geen uitkering toe te kennen, wat leidde tot de rechtszaak.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 mei 2009 uitspraak gedaan. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat als maatstaf voor de arbeid elke in het kader van de WAO geselecteerde functie afzonderlijk dient te worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat appellante, ondanks haar beperkingen, in staat was om enkele van de geselecteerde functies te vervullen, zij het niet voor 40 uur per week. De deskundige die appellante had onderzocht, had aangegeven dat zij vanwege haar medische toestand niet in staat was om fulltime te werken, maar de Raad oordeelde dat dit niet betekende dat zij geen enkele functie kon vervullen.
De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, A.L. de Gier, en de zitting vond plaats op 1 april 2009, waarbij appellante niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd was door mr. J.F.J.A. Jennekens.