als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], gevestigd te [vestigingsplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 december 2007, 07/1960 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 6 mei 2009
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 20 augustus 2008 heeft de Raad het namens appellante door drs. P.H. Huits RA, werkzaam bij RAAD Zoeterhage Administratie Consultant te Zoetermeer, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 20 augustus 2008 heeft de gemachtigde van appellante bij faxbericht van 20 september 2008 verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2009. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door C.G. Post. Het Uwv is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
De uitspraak van de Raad van 20 augustus 2008 berust - voor zover nu van belang - op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij brief van 28 februari 2008 nader gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het verschuldigde griffierecht te laat, namelijk eerst op 1 april 2008, is betaald. In hetgeen de gemachtigde van appellante bij brief van - eveneens - 1 april 2008 ter verontschuldiging heeft aangevoerd, is geen grond gelegen om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Naar aanleiding van hetgeen appellante in verzet heeft aangevoerd overweegt de Raad dat volgens vaste rechtspraak fouten of nalatigheden van een gemachtigde in beginsel worden toegerekend aan degene die de gemachtigde heeft gevraagd zijn of haar belangen te behartigen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Ter voorlichting van appellante merkt de Raad nog op dat dit meebrengt dat voor een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep geen ruimte bestaat, en voorts dat het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 428,-) door de griffier van de Raad aan appellante zal worden terugbetaald.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet bestaat geen grond.
De Centrale Raad van Beroep;
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2009.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.