ECLI:NL:CRVB:2009:BI3094

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3038 WUV-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring beroep wegens niet-tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2009 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar beroep. Appellante had eerder, op 30 oktober 2008, een uitspraak ontvangen waarin haar beroep tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. Appellante heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar is niet verschenen op de zitting van 14 april 2009. De Raad heeft overwogen dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald en dat appellante redelijkerwijs in verzuim was. De Raad concludeerde dat appellante op 10 augustus 2008 op de hoogte was van de betalingsverplichting en dat zij binnen de gestelde termijn had kunnen betalen. De argumenten van appellante in het verzet waren niet voldoende om de niet-ontvankelijkverklaring te weerleggen. De Raad heeft daarom het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de kosten van het verzet.

Uitspraak

08/3038 WUV-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet in verband met het geding tussen:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (Israël), (hierna: appellante),
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet van 30 oktober 2008 heeft de Raad het beroep van appellante tegen het besluit van verweerster van 25 april 2008 niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 30 oktober 2008 heeft appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 14 april 2009, waar partijen - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 30 oktober 2008 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij de brief van de Raad van 17 juli 2008 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het verschuldigde griffierecht niet is betaald.
Uit de brief van appellante van 13 augustus 2008 blijkt dat zij - uiterlijk - op 10 augustus 2008 kennis heeft gekregen van de brief van de Raad van 17 juli 2008 (die, aangetekend, was verzonden aan het door appellante bij het instellen van het beroep vermelde adres). Dit betekent dat zij binnen de gestelde termijn het griffierecht had kunnen betalen.
Hetgeen appellante in verzet heeft aangevoerd leidt niet tot het oordeel dat niet-ontvankelijkverklaring van het beroep desondanks achterwege dient te blijven.
Het verzet dient ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2009.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
KR