ECLI:NL:CRVB:2009:BI2991

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/6262 WAO + 07/6263 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • J.W. Schuttel
  • C.W.J. Schoor
  • J.F. Bandringa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake WAO-uitkeringen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2009 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 12 oktober 2007. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.C. de Jonge, had verzocht om herziening van de uitspraak waarbij de Raad de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2005 had bevestigd. In de eerdere uitspraak was het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoeker, maar de kosten van een rapport van Instituut Psychosofia werden niet vergoed. Verzoeker stelde dat deze kosten wel voor vergoeding in aanmerking moesten komen.

Tijdens de zitting op 20 maart 2009 heeft het Uwv verweer gevoerd en verzocht om veroordeling van verzoeker in de proceskosten. De Raad overwoog dat het verzoek om herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, maar enkel voor het aanvoeren van nieuwe feiten of omstandigheden. De Raad concludeerde dat verzoeker geen nieuw feit of omstandigheid had aangedragen die tot een andere uitspraak zou kunnen leiden. Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen.

Daarnaast oordeelde de Raad dat verzoeker in de proceskosten van het Uwv moest worden veroordeeld, omdat het verzoek om herziening kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht inhield. De kosten werden vastgesteld op € 20,84, te voldoen aan het Uwv. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van relevante nieuwe feiten bij een verzoek om herziening en de consequenties van het misbruik van procesrecht.

Uitspraak

07/6262 en 07/6263 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoeker], wonende te [Vlaardingen] (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 oktober 2007, 05/3027 en 05/3254 WAO,
in het geding in hoger beroep tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 1 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 12 oktober 2007, 05/3027 en 05/3254 WAO.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2009. Namens verzoeker is verschenen mr. De Jonge, voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. J. Hut.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Bij de uitspraak waarvan thans herziening wordt verzocht, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2005, 04/451, bevestigd, met dien verstande dat de Raad het Uwv - wegens het alsnog veroordelen in de kosten verbonden aan het rapport van orthopedisch chirurg Schreuder - alsnog heeft veroordeeld in de proceskosten van verzoeker in eerste aanleg tot een bedrag van in totaal € 1.290,69. Voorts is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van verzoeker in hoger beroep tot een bedrag van € 644,-. In dit verband zijn de kosten van het door Instituut Psychosofia uitgebrachte rapport niet voor vergoeding in aanmerking gebracht.
3. Het verzoek om herziening is - ter zitting - beperkt tot de weigering de kosten van laatst genoemd rapport voor vergoeding in aanmerking te brengen. In het verzoekschrift en een aantal daarop volgende brieven heeft de gemachtigde van verzoeker betoogd dat er wel reden is om deze kosten te vergoeden.
4. Het Uwv heeft naar aanleiding van dit verzoek verzocht om veroordeling van verzoeker in de proceskosten met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, derde volzin, van de Awb.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in zijn uitspraak van 13 januari 2005, LJN AS3516, is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, eventueel op basis van nieuwe argumenten, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. De Raad stelt vast dat het onderhavige verzoek om herziening er uitsluitend op is gericht een discussie te voeren over de juistheid van de uitspraak van 12 oktober 2007 en dat geen enkel nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb naar voren is gebracht. Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen.
5.2. Met betrekking tot het door het Uwv gedane verzoek om veroordeling van verzoeker in de proceskosten overweegt de Raad het volgende. Bij zijn uitspraak van 13 april 2005, LJN AT4323 heeft de Raad, kort samengevat, overwogen dat de kosten van door Instituut Psychosofia uitgebrachte rapporten niet voor vergoeding op de voet van artikel 8:75 van de Awb in aanmerking komen. Dit oordeel is door de Raad nadien bij vele uitspraken herhaald. Hierbij merkt de Raad op dat in alle desbetreffende zaken mr. De Jonge als gemachtigde is opgetreden. Thans tracht verzoeker, bijgestaan door
mr. De Jonge, via de weg van een verzoek om herziening op grond van artikel 8:88 van de Awb de hiervoor bedoelde kosten alsnog vergoed te krijgen, zonder dat daarbij enig relevant nieuw feitelijk gegeven naar voren is gebracht. Gelet op deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de Raad van oordeel dat hier sprake is van een kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht zoals bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, derde volzin, van de Awb. Daarom zal verzoeker, zoals het Uwv heeft verzocht, in de kosten van de onderhavige procedure worden veroordeeld. Deze kosten zijn begroot op € 20,84 wegens gemaakte reiskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af;
Veroordeelt verzoeker in de proceskosten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot een bedrag van € 20,84, te voldoen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en C.W.J. Schoor en J.F. Bandringa als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2009.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) J.M. Tason Avila.
MH